Geheime oorlogen (42 page)

Read Geheime oorlogen Online

Authors: Gordon Thomas

Tags: #Non-Fictie, #Wierook22

Tijdens de verkiezingen was Casey Reagans campagneleider geweest. Hij schreef de belangrijke toespraken over de harde aanpak van het terrorisme, en als hoofd van de
CIA
moest hij de president regelmatig adviseren over de
TWA
-kaping.

‘Ik neem contact op met Admoni. Ik zal hem net zo lang bewerken totdat hij zijn regering overhaalt de Libanese gevangenen vrij te laten,’ beloofde Casey.

Met enige aarzeling waren er honderd, daarna twee- en ten slotte driehonderd Arabische gevangenen vanuit Israël per bus naar Libanon overgebracht. Inmiddels was Reagan akkoord gegaan met een tweede afspraak, waarbij Iran twee scheepsladingen van elk vijfhonderd Amerikaanse antitankraketten tegemoet kon zien. Dit was het begin van de Iran-contra-affaire ofwel Irangate. Kort daarna had Ali Akbar Hashemi-Rafsanjani, woordvoerder van de
Majlis
, het Iraanse parlement, de vrijlating van de
TWA
-passagiers geregeld. Een Amerikaanse president en zijn
CIA
-directeur hadden het op een akkoordje gegooid met een van de gevaarlijkste terreurgroepen ter wereld.

‘Hezbollah werd geleid door Iran. Iran had wapens nodig in de strijd tegen Irak. Reagan hoefde die alleen maar te leveren om zijn
landgenoten terug te krijgen. Praat mij niet van verkiezingsbeloften over een harde aanpak van terroristen,’ zei Ari Ben-Menashe, een hogere Mossad-agent die bij Irangate betrokken raakte als intermediair in Washington tijdens vervolgonderhandelingen met Iran over extra wapenleveranties.

Eén gijzelaar wilde Reagan hoe dan ook vrij krijgen in ruil voor deze wapens: Bill Buckley, het standplaatshoofd in Beiroet dat door Casey was gedetacheerd om de
CIA
-post na de bomaanslag op de ambassade opnieuw op te bouwen. Buckley was op 16 maart 1984 gegijzeld en sindsdien had de streng katholieke Casey elke zondag in zijn kerk in Georgetown een kaars voor Buckley gebrand en om zijn vrijlating gebeden.

Nu, op die zaterdagochtend in augustus 1985, had Casey na het lezen van het gedecodeerde bericht, afkomstig van het standplaatshoofd in Rome, wel iets anders aan zijn hoofd. Het nieuws luidde dat kolonel Vitali Joertsjenko, een hooggeplaatste
KGB
-officier bij de Russische ambassade in Rome, wilde overlopen.

‘Voor mij leek het wel of de kerstman nu al was gekomen,’ herinnerde Casey zich. Urenlang brainstormde hij met zijn hogere officieren in zijn werksuite. Meende Joertsjenko het echt of was hij een infiltrant? Er zat niets anders op – en daarover was iedereen het eens –dan hem naar Washington te halen.

Terwijl de zomer van 1985 in Londen langzaamaan verstrek, brak voor Stella Rimington een nieuwe fase in haar leven aan. Haar huwelijk was ten einde en ze had voor zichzelf en haar twee dochters een nieuw onderkomen geregeld. Als alleenstaande moeder van bijna middelbare leeftijd en met een nieuwe baan als hoofd subversiebestrijding, viel het allemaal niet mee. Het maakte haar toch al lange werkdagen er bepaald niet korter op en ze kon haar tienerdochters niet uitleggen dat je als spionnenvanger, anders dan andere moeders, nu eenmaal geen baan van negen tot vijf hebt. Het stilzwijgen zat zo in haar ingebakken dat haar kinderen en ook haar kleine kring vrienden buiten
MI
5 geen idee hadden van wat ze allemaal deed.

Directeur-generaal John Lewis Jones was in het spervuur beland dat volgde op de onthulling dat Michael Bettany voor de
KGB
had gespioneerd. In de hoop Casey gerust te stellen had Jones hem verteld dat Bettany al was ontmaskerd voordat hij ernstige schade had kunnen aanrichten. Casey wist dat dit onwaarschijnlijk was. Elk beetje informatie vanuit
MI
5 zou door de
KGB
zeer worden gewaardeerd.

Voor zijn medewerkers leek de duffe, muggenzifterige schoolmeester Jones altijd minder begaan te zijn met de inhoud van een op zijn bureau beland document dan met de onberispelijke presentatie ervan zonder tikfouten. Anders liet hij het overtikken. Daarnaast viel het delegeren hem zwaar, en ontbeerde hij de vaardigheden om een complexe organisatie als
MI
5 met zijn onderafdelingen in goede banen te leiden.

Deze tekortkomingen kwamen aan het licht tijdens zijn strenge ondervraging door leden van de veiligheidscommissie over de kwestie-Bettany. Na elke persoonlijke aansprakelijkheid voor het buitensporige verraad van de spion te hebben afgewezen en de ondervragers erop te hebben gewezen dat het juist een van zijn eigen medewerkers, de formidabele Eliza Manningham-Buller, was geweest die de verrader had ontmaskerd, kreeg zijn adembenemende zelfgenoegzaamheid weer de overhand. Alle diensten kampten immers weleens met verraad en het zou ‘volstrekt verkeerd zijn om
MI
5 op één geval vast te pinnen’. Met stijgende verbazing luisterde de commissie verder terwijl Jones de indringende vragen ontweek dan wel negeerde. Totdat er uiteindelijk niets meer te vragen viel. Jones was nog lang blijven zitten in de kamer waar zo-even nog de antwoorden hadden weerklonken die zijn tekortkomingen tijdens zijn vierjarig leiderschap van de veiligheidsdienst zo navrant aan het licht hadden gebracht. Kort daarna nam hij afscheid van de dienst om langzaam te verdwijnen in wat slechts een welkome anonimiteit kan zijn geweest.

Hij was opgevolgd door Antony Duff, voorzitter van de commissie voor gezamenlijke inlichtingendiensten (
JIC
). Duff was 65 jaar toen hij de dagelijkse leiding over
MI
5 op zich nam. De instructie van premier Thatcher was om Jones’ nalatenschap met haar dodelijk verzwakte moreel nieuw leven in te blazen. Daartoe was de vaderlijke Duff met zijn donkere streepjespakken en overhemden met gesteven boord de perfecte keus. Zijn ogen keken je altijd recht aan, een overblijfsel uit de tijd dat hij als een van de jongste onderzeebootcommandanten tijdens de Tweede Wereldoorlog maar al te vaak door een periscoop had getuurd.

Tijdens zijn eerste week in Century House bezocht hij alle afdelingen en werkkamers, schudde iedereen de hand, informeerde naar wat men deed en beloofde elk verbeteringsvoorstel door te voeren. Niemand kon zich een voorganger herinneren die zich op deze manier had gepresenteerd. De diepgewortelde angst binnen
MI
5 dat er zich binnen de muren nog altijd mollen ophielden, verdampte en
maakte plaats voor wat Stella Rimington omschreef als ‘een sterke gemeenschapsloyaliteit’. Haar enige kritiek aan het adres van Duff was dat hij de vrouwelijke medewerkers steevast met
dear
aansprak.

Overdag hing Duff aan de telefoon, overlegde met de hoofden van buitenlandse inlichtingendiensten en stuurde berichten naar zijn standplaatshoofden over de hele wereld. Hij at regelmatig met leden van de
JIC
en lunchte met Christopher Curwen in een restaurant in de buurt van het
MI
6-hoofdkwartier. Vaak ging hij nog even langs op Binnenlandse Zaken om de minister te spreken en keerde dan terug naar zijn werkkamer om zijn secretaresse nóg meer memo’s te dicteren en te laten versturen. Ze hadden het zo’n beetje het drukst van allemaal. Alles aan Duff straalde uit dat hij één belangrijk doel voor ogen had: het herstel van de reputatie van de veiligheidsdienst.

Avondenlang verdiepte hij zich in de sleuteldossiers die de afdelingshoofden hem hadden aanbevolen. Een van de problemen, zo besefte hij, was dat onder Jones vriendjespolitiek de boventoon had gevoerd, waarbij officieren niet werden gepromoveerd naar verdienste maar naar gelang met wie ze het glas hieven. Duff liet velen van hen in stilte afvloeien en vervangen door jongere officieren, en hij bevorderde meer vrouwen in rang dan ooit tevoren. Een van de eersten die promoveerden was Stella Rimington. Duff gaf haar de leiding over
B
-Branch, de afdeling contraspionage.

Duff en Casey onderhielden al vele jaren een hechte vriendschap, mede door hun gezamenlijke belangstelling voor historische zeeslagen. Een van de eerste punten die Duff met zijn vriend wilde bespreken, was niet alleen het aanhoudende gevaar van de
KGB
, maar ook de opkomende dreiging van het islamitisch fundamentalisme. Ze waren het erover eens dat Londen, met zijn verleden als toevluchtsoord, weleens gevaar kon lopen.

In een hoek van het directierestaurant op de zevende verdieping van het
CIA
-hoofdkwartier in Langley had Bill Casey een ongewone gast voor de lunch uitgenodigd, de
KGB
-kolonel Vitali Joertsjenko. Voor het eerst had een officier van een vijandige inlichtingendienst dit gebouw mogen betreden. Maar vanaf het moment dat Joertsjenko had verteld dat hij wilde overlopen, had Casey zich vol belangstelling op de zaak gestort. Hij had de verslagen van de verhoren doorgespit zodra die op zijn bureau waren verschenen, en had verscheidene malen vervolgvragen opgesteld die hij beantwoord wilde zien. Ook had hij de onderzoeksrapporten gelezen die de psychologen over de Rus had
den opgesteld en waarin zijn ‘oprechte bereidwilligheid om mee te werken’ werd geconstateerd. Hoe meer Casey las, des te meer raakte hij ervan overtuigd dat Vitali Joertsjenko ‘zuiver op de graat’ was.

Als advocaat had hij mensen altijd uitstekend kunnen inschatten. Zittend achter zijn bureau en kijkend naar zijn cliënt wist hij al snel of deze hem voorloog of niet. Ook meereizend in Reagans verkiezingscaravaan wist hij met zijn gave heel wat praatjesmakers te doorzien. Ook op deze dag, terwijl hij de specialiteiten op de lunchkaart doornam, geloofde hij dat hij zijn talent nog niet had verloren.

‘De krabben komen uit Alaska, waar jullie onderzeeboten voor de kust patrouilleren,’ sprak hij zacht.

‘En waar jullie luisterposten ze volgen,’ kaatste Joertsjenko de bal terug.

Deze gedachtewisseling bepaalde de sfeer aan tafel. Casey was de ontspannen gastheer, die gebruikmaakte van alles wat de Rus tijdens de wekenlange verhoren had onthuld. Joertsjenko was de man die opnieuw de vragen beantwoordde die anderen hem al gesteld hadden tijdens zijn verblijf op het
CIA
-onderduikadres, een vakantiehuisje ergens diep in de bossen van Maryland.

Joertsjenko had een gestage stroom van onthullingen over het wereldwijde
KGB
-netwerk opgehoest, zodat de uit 1964 stammende informatie van overloper Joeri Nosenko, een hoge
KGB
-officier, over de werkwijze van de Russische inlichtingendienst kon worden geactualiseerd. Nosenko had vele vragen beantwoord, maar had hij ook de waarheid gesproken toen hij beweerde dat de Russische regering de moord op president Kennedy had bevolen?

Casey kende de geruchten dat de Rus had beweerd dat de moord door de
KGB
was beraamd als onderdeel van een akkoord met Castro, in ruil waarvoor Cuba een volwaardige Sovjetsatellietstaat zou worden. Jaren later had Richard Helms tijdens een hoorzitting van het Congres over de moord het gerucht nog eens herhaald. ‘De Sovjetregering beval dat president Kennedy moest worden vermoord,’ zo getuigde hij in een document dat in 1998 werd vrijgegeven. Het was een opvatting die door Lyndon Johnson aan het eind van zijn presidentschap werd onderschreven: ‘Kennedy was op Castro uit, maar Castro was hem voor.’ Waren dit de woorden van een oude Johnson, die zo nodig zijn eigen mening over de moordaanslag kwijt moest?

Volgens Casey was de moord op Kennedy nog altijd niet opgelost, toen hij zijn gast Joertsjenko vroeg of deze kon bevestigen dat Lee Harvey Oswald door de
KGB
was gehersenspoeld om de moord te kunnen
plegen. Joertsjenko had hem geantwoord dat hij, als er al zo’n dossier bestond, vast en zeker geen toegang tot dit geheim zou hebben.

Voor Casey bevestigde het antwoord zijn vermoeden dat zijn gast ook over andere zaken niet had gelogen.

Zoals ieder nieuw hoofd had Casey ook het dossier over een andere moord gelezen, ditmaal niet beraamd door de
KGB
maar door de
CIA
, ter bescherming van een reeks experimenten om mensen via hersenspoeling in moordmachines te veranderen. Het programma had de codenaam
MK-ULTRA
en zou het meest sinistere experiment zijn dat ooit door een orgaan binnen de Amerikaanse regering werd uitgevoerd.

In het vakantiehuisje waar Joertsjenko was ondervraagd, was in november 1983 een groepje
CIA
-agenten samengekomen om te discussiëren over Frank Olson, een biochemicus die voor de dienst werkte en gespecialiseerd was in dodelijke gassen die door de lucht konden worden verspreid. Bovendien wist hij alles over het gebruik van de drug
LSD
als gedragsmanipulator, die getest was op Amerikaanse gevangenen en geesteszieke patiënten in instellingen. Binnen het Directorate of Operations was besloten dat deze tests moesten worden uitgevoerd op verdachte dubbelspionnen die in het naoorlogse Duitsland in Amerikaanse detentiecentra gevangen werden gehouden. Geclassificeerd als ‘vervangbaar’ konden deze verdachten worden gedrogeerd en blootgesteld aan talloze elektroshocks om te zien of hun geest voldoende kon worden omgeturnd om elk bevel van hun runners als een robot te gehoorzamen. Allen Dulles was ervan overtuigd dat zowel de Russen als de Chinezen in de Koreaanse oorlog hun gevangenen met succes hadden gehersenspoeld.

Olson had nooit de resultaten van deze experimenten met drugs aanschouwd die hij in zijn eigen laboratorium had vervaardigd, maar was in Beieren gaan kijken hoe de ‘vervangbaren’ werden platgespoten tot de dood erop volgde, waarna hun lichamen werden begraven in de bossen rondom het
Schloss
, de Beierse villa waar de experimenten plaatsvonden.

Op zijn terugreis naar Washington had Olson een tussenstop in Londen gemaakt om aan dr. William Sargant te beschrijven wat hij had gezien. De psychiater was betrokken bij het
MK-ULTRA
-programma, waarin het Verenigd Koninkrijk samen met de
VS
een grote rol vervulde. Tijdens Olsons eerdere bezoekjes aan Engeland had dr. Sargant de biochemicus meegenomen naar het Britse chemische en biologische
onderzoekscentrum in Porton Down waar nietsvermoedende Britse soldaten, die dachten dat ze meehielpen bij een zoektocht naar een geneesmiddel tegen verkoudheid, als proefkonijnen voor het hersenspoelprogramma werden gebruikt.

‘Na zijn bezoek aan Beieren bleef Olson maar herhalen dat hij getuige van moord was geweest en dat hij de morele plicht had om te rapporteren wat hij had gezien,’ vertelde dr. Sargant de auteur later.

Other books

Sanaaq by Salomé Mitiarjuk Nappaaluk
The Greek Who Stole Christmas by Anthony Horowitz
Forbidden Fruit by Ann Aguirre
No More Lonely Nights by McGehee, Nicole
City of Promise by Beverly Swerling