Read The Panic Room Online

Authors: James Ellison

The Panic Room (12 page)

Sarah, nog steeds met ontzag en verbijstering vervuld, zei: 'Ja hoor.'

'Beloof me dat jij nooit zoiets zult uithalen.' 'Natuurlijk niet, mam.' 'Ik had wel iemand kunnen vermoorden.' 'Nou, wil je weten wat ik vind? Ik vind datje fantastisch was. Je hebt iets heel, heel dappers gedaan en je hebt waarschijnlijk ons leven gered.' 'Geweld valt niet goed te praten.'

Sarah keek op naar haar moeder. 'In sommige gevallen mis-schien wel,' zei ze zachtjes.

Toen ze zichzelf ervan overtuigd had dat haar dochter niets mankeerde, trok Meg zich terug en ging met haar rug tegen de tegenoverliggende muur zitten. Ze vroeg zich af wat haar bezield had om de gasaansteker te gebruiken en wat de ge-volgen op lange termijn waarschijnlijk zouden zijn. Ze had altijd geprobeerd om een voorbeeld te stellen voor haar doch-ter, om een toonbeeld van beleefdheid en vriendelijkheid te zijn. Ze wist dat Sarah heel veel op haar vader leek - fijnbe-snaard en schrander en snel op haar teentjes getrapt - en ze had geprobeerd die karaktertrekken in haar dochter te tempe-ren door een beeld van zichzelf te presenteren als een kalm, zeer rationeel en stabiel mens. Maar hoe kon Sarah nu ooit nog naar haar kijken zonder voor zich te zien hoe ze een vuurhaard in die ventilatiekoker had veroorzaakt? Hoe kon ze haar ooit nog aankijken zonder die man te horen gillen?

In werkelijkheid dacht Sarah al helemaal niet meer aan het incident. Haar snelle geest had alweer iets anders gevonden om zich mee bezig te houden. Het zat in haar karakter om ac-tief te zijn en nu ze niets had om zich mee bezig te houden - geen vrienden, geen boeken, geen muziek - begon ze verveeld en rusteloos te worden. In eerste instantie had het haar beangstigd dat ze in de panic room opgesloten zat, maar in-middels was het haast eerder saai dan angstaanjagend. Ze probeerde een manier te bedenken om de verveling te ver-drijven. Ze bekeek de kamer eens goed. Er waren veel dozen vol voorraad die bedoeld waren om je zo'n beetje tot in de eeuwigheid in leven te houden. Ze staarde naar de video-schermen. Niets nieuws. Toen bleef haar blik rusten op de buis waar ze haar moeder naartoe had geleid toen de kamer zich aan het vullen was met het giftige gas. Ze hadden schone lucht ingeademd door die buis. Nu ze erover nadacht, vroeg ze zich af hoe dat mogelijk was. Waar was die frisse lucht vandaan gekomen? De enige mogelijkheid was dat die lucht op de een of andere manier van buiten was gekomen, van buiten het huis. Daar dacht ze even over na. Die buis leidde het huis uit, maar waar kwam hij uit? Wat was er precies aan de andere kant van die buis? Hoe meer ze erover nadacht, hoe liever ze het wilde weten.

Ze gooide de dekens van zich af en kroop naar de buis. Ze drukte haar neus ertegenaan, terwijl haar moeder haar met opgetrokken wenkbrauwen bekeek. Ze tuurde door de buis, die aan het uiteinde bedekt was met gaas, en zag de binnenplaats, ongeveer twintig meter van hun herenhuis vandaan, en een ander huis. Ze kon de achterkant van de herenhuizen in de volgende straat zien. En recht tegenover zich keek ze zó in iemands slaapkamer. Een man lag te slapen met een open-geslagen boek op zijn borst en het licht nog aan. Licht... Dat bracht haar op een idee.

Ze dook terug in de berg voorraden, haalde een krachtige zaklantaarn met een halogeenlamp tevoorschijn en stopte er batterijen in. Ze scheen met het licht op een van de muren van de panic room en deed de zaklantaarn drie keer aan en uit. Ze herhaalde dat een paar keer totdat ze tevreden was met het tempo van de boodschap die ze wilde gaan spellen. 'Wat doe je, lieverd?' 'Wacht maar af.'

Sarah ging weer terug naar haar buis, schoof de zaklantaarn naar binnen en knipte het licht aan en uit. Haar moeder, die haar nieuwsgierigheid toch al niet kon bedwingen, liet zich op handen en voeten op de vloer zakken en ging toen op haar buik naast haar dochter liggen. Er was net genoeg ruimte voor hen tweeën om de slaapkamer te zien aan weerszijden van de zaklantaarn.

Het licht scheen de slaapkamer van de man binnen, op de muur boven zijn bed. Sarah werkte haar goed geoefende rou-tine af: lang, lang, lang, kort, kort, kort, lang, lang, lang. Onder de indruk vroeg Meg aan haar dochter: 'Morse?' Sarah keek haar aan alsof dat de stomste vraag was die een mens maar kon stellen; ze onderdrukte de neiging om haar ogen ten hemel te slaan. 'Ja. Ik spel "sos",' zei ze. 'Waar heb je dat geleerd?' ' Titanic,' antwoordde haar dochter.

Sarah bleef de code flitsen, maar de man wilde maar niet wakker worden. Uiteindelijk slaagde ze erin om de zaklan-taarn zo te richten dat het licht recht in de ogen van de sla-pende man scheen. 'Toe nou! Toe nou, word nou wakker, eikel!'

Meg keek haar afkeurend aan. ' Titanic ?

'Ja, mam. Waarom wordt die kerel nou niet wakker? Is hij dood of zo?'

Meg maakte zich zorgen om alle opwinding die haar dochter de afgelopen twee uur had beleefd, en toen ze zag hoe haar gezicht glom van het zweet, controleerde ze haar hartslagmo-nitor. Het getal op haar monitor in de vorm van een horloge was gezakt naar 57. Dat was niet best. De spanning begon zijn tol te eisen, en dit spelletje morsecode seinen maakte haar toestand er ongetwijfeld ook niet beter op. Maar Meg hoefde haar niet op te dragen om op te houden; de slapende man begon eindelijk wakker te worden. 'Kijk, hij beweegt!' riep Meg. 'Hij rekt zich uit.' 'Toe nou, toe nou...' bad Sarah terwijl ze haar boodschap bleef flitsen. 'Let nou eens op, man...' ' Ja, j a, j a, j a...' zei Meg zachtjes bij zichzelf, met haar oog pal tegen de nauwe opening aan.

Hun hoop nam toe toen de man langzaam opstond en naar het raam toe liep, nog steeds gapend en op zijn hoofd krabbend. 'Alsjeblieft, alsjebliéft,' zei Sarah, terwijl ze het signaal bleef flitsen.

De man bleef even bij het raam staan en leek een blik in hun richting te werpen.

'Draagbare zweepjes,' merkte Sarah op. 'Wat zijn dat?'

'Bretels, mam. Van die ouderwetse. Waar ben jij geweest?'

Ze bleef de code flitsen en nu leek hij echt in hun richting te

kijken. Moeder en dochter hielden hun adem in, hun blik

strak op hem gevestigd.

'Alsjeblieft,' smeekte Sarah, 'Tóé nou...'

Maar de man was zichtbaar geërgerd en verder niets. Hij

gaapte nog eens uitgebreid, trok de gordijnen dicht, deed

het licht uit en ging terug naar bed.

Meg en Sarah staarden elkaar een tijdje aan.

'Hij zal wel geen morsecode kennen,' zei Meg uiteindelijk. 

Ze stak haar hand uit en streelde Sarahs haar. 'We hebben het geprobeerd. We kunnen het alleen maar blijven proberen.' Sarah was terneergeslagen. 'We komen hier nooit meer van-daan, mam.'

Voor het eerst sinds deze beproeving was begonnen, stond ze op het punt om in tranen uit te barsten. Ze had het gevoel dat de muren op hen afkwamen. 'Denk je dat we er ooit nog uit komen?'

'Ik weet het niet.'

'Als we het niet redden,' zei Sarah, terwijl ze vocht om haar emoties in bedwang te houden, 'dan zijn we in elk geval bij elkaar.' 'Ja.'

Moeder en dochter omhelsden elkaar en hielden elkaar stevig vast. 

Mensen hadden vaak ten onrechte gedacht dat Junior Pearl- stein dom was, vooral toen hij nog maar net op school zat. Maar hij was niet dom - dat vond hij zelf tenminste niet - en hij was niet de enige die er zo over dacht. De schoolpsy-choloog gebruikte termen als 'dyslexie' en 'een gebrek aan sociale vaardigheden', maar nooit 'dom'. Junior mocht dan grote moeite hebben met het construeren van een correcte zin, of met het spellen van zelfs de simpelste woorden, maar niemand was zo gehaaid als hij in het bedenken van plannen, vooral plannen die buiten de wet vielen. Hij was een begaafd intrigant en leugenaar. Op die manier was hij de middelbare school doorgekomen; op die manier was hij de universiteit doorgekomen. En op die manier sloeg hij zich nu door het le-ven heen. Hij wist precies hoe alles moest lopen zodat het in zijn voordeel zou werken, en hij had er altijd een talent voor gehad om mensen in te zetten bij zijn plannen, een slim figuur om de ene functie te vervullen, een keihard figuur voor een andere functie. Niemand was er zo bedreven in om mensen te gebruiken. Hij stelde zich zijn leven voor als een reeks miniatuurslagvelden, waarbij alle pionnen als soldaatjes in rijen opgesteld stonden, en hijzelf, de hand van God, hen naar eigen inzicht over het slagveld bewoog. Maar toen Junior het plan verzon om zijn grootvaders geldvoorraad buit te maken, en twee handlangers in het spel bracht die elkaar niet kenden - en waarvan de een niet eens wist dat de ander ook meedeed - had hij een zeldzame inschattingsfout gemaakt. Hij had niet gerekend op Burnhams diepgewortelde fatsoensnormen of op Raouls labiele en psychotische gedrag. Het was nooit bij hem opgekomen dat ze misschien wel zo hun eigen ideeën zouden hebben over hoe de dingen gedaan moesten worden of dat ze zo snel een hekel aan elkaar zouden krijgen. Hij had voor ieder van de mannen een doel voor ogen; ze bestonden uitsluitend om dat doel te vervullen. Helaas weigerden ze echter om als marionetten te functioneren.

Hij had Burnham nodig om hem te helpen het systeem te kra-ken. Burnham had meer dan een jaar eerder de panic room voor zijn grootvader geïnstalleerd. Junior had ervoor gezorgd dat hij zo veel mogelijk te weten kwam over de werking van het beveiligingssysteem. Hij had de man zelfs door het hele huis achtervolgd om inzicht te krijgen in hoe alles in elkaar zat. Maar Burnham was erg op zichzelf geweest, in elk geval wat Junior betrof. Hij wist dat Burnham hem niet mocht en op hem neerkeek, maar hij geloofde niet zo in trots. Het maakte hem niet uit wat mensen van hem dachten, zolang ze zijn doel maar konden dienen. En zelfs toen al, toen de panic room gebouwd werd, wist hij dat Burnham op een dag een zeer belangrijk doel in zijn leven zou dienen. Burnham had een relatie ontwikkeld met zijn grootvader, en Junior had dat al snel in de gaten. Soms nodigde Sidney Pearlstein Burnham uit om na een dag werken nog even te blijven en een aperitiefje te nuttigen, een feit dat Junior wel amuseerde maar tevens een bittere smaak van afgunst in zijn mond achterliet. De oude man keurde zijn eigen kleinzoon nog geen blik waardig, maar hij was dol op het gezelschap van deze zwarte man uit de arbeidersklasse. Junior was zich ervan bewust dat zijn grootvader in zijn jeugd een overtuigd socialist was geweest. Hij had de loyalisten gesteund in de Spaanse burgeroorlog en had de presidentiële campagne van Henry Wallace gefinancierd door middel van enorme donaties. Dat verklaarde zijn zwak voor Frank Burnham, in Juniors ogen. Kerels zoals hij waren altijd voor de underdog. Sidney Pearlstein en Burnham konden uren praten over van alles en nog wat: hoe het land ervoor stond, muziek, oude films en rassenvraagstukken. Soms probeerde Junior deel te nemen aan hun gesprekken bij de borrel, maar zijn aanwezigheid leek alleen maar een ongemakkelijke sfeer te creëren. Wanneer hij erbij was, werd het gesprek gekunsteld, verhuld, alsof ze hun gedachten niet met hem wilden delen. Toch slaagde hij erin om informatie op te vangen waarvan hij dacht dat die op een dag waardevol zou blijken. Hij vernam dat Burnham thuis problemen had en dat hij aan een ernstige gokverslaving leed. Hij vernam hoe toegewijd de man was aan zijn kinderen. En misschien wel het belangrijkste wat hij opving was dat Burnham vanwege zijn gokprobleem in ernstige financiële problemen was gekomen. Het was duidelijk dat Sidney Pearlstein de man op het eerste gezicht al gemogen had, wat logisch was voor zo'n liberaal warhoofd, en dat hij hem financieel een handje hielp. Junior sloeg die informatie op in zijn hoofd, zodat hij er later eventueel gebruik van zou kunnen maken. Toen de tijd rijp was om zijn plan in werking te stellen, wist hij precies wie hij moest benaderen. Burnham, die het beveiligingssysteem had geïnstalleerd, kon voor een bepaalde prijs gekocht worden. Mannen met dergelijke zwakheden hadden altijd zo hun prijs. De zwarte man zou hem helpen om datgene veilig te stellen wat hij beschouwde als zijn rechtmatig erfdeel. Junior wist dat hij niet zou voorkomen in het testament van zijn grootvader, maar dan zou in elk geval het geld dat in de panic room verborgen lag van hem zijn, met een aandeel voor zijn twee medeplichtigen.

Raoul was een heel ander verhaal. Hij had geen familie, afge-zien van een moeder die alcoholiste was en die altijd meer een gestoorde huisgenote dan een ouder voor hem was geweest. Als kind was hij geen klassiek crimineeltje. Natuurlijk haalde hij wel eens wat uit, maar hij zorgde er altijd voor dat het niet uit de hand liep. En ja, hij was wel eens gearresteerd, maar was nooit ernstig in de problemen geraakt, totdat hij de fout had gemaakt om te 'koerieren' voor een syndicaat in Harlem en door de FBI was opgepakt toen hij op Kennedy Air- port uit het vliegtuig stapte. Die heroïneblunder, zoals hij het zelf noemde, had hem driejaar in de nor gekost. De voornaamste reden dat hij altijd uit de problemen probeerde te blijven was zijn moeder. Toen hij jonger was, had hij altijd het gevoel gehad dat hij voor haar moest zorgen. Ze rekende op hem, noemde hem 'mijn kleine man', en hij had menig avond doorgebracht met haar ophalen bij het plaatselijke café en kerels in elkaar slaan die haar mee wilden lokken naar huis. En 's morgens bracht hij haar aspirines en tomatensap op bed.

Raoul was er zowaar in geslaagd om de middelbare school af te maken, in tegenstelling tot veel andere jongeren uit zijn buurt. Hij had het gedaan zodat zijn moeder trots op hem zou zijn. Maar een paar jaar na zijn afstuderen veranderde alles. Zijn moeder viel voor een transportmedewerker die in hetzelfde café rondhing, en al snel kwam ze 's nachts niet meer thuis. Soms gingen er wel weken voorbij voordat ze weer eens langskwam.

Op een dag was ze voorgoed thuisgekomen. De klaploper had haar gedumpt en toen ze terug was, verwachtte ze dat haar kleine man weer voor haar zou zorgen. Maar hij was niet meer zo klein en een duistere, smeulende woede was in zijn hart geslopen. Het was te laat voor haar om haar zoon weer voor zich te winnen. Raoul kon het haar niet vergeven dat ze hem in de steek had gelaten, en hoewel hij het toeliet dat ze in de flat bleef, die hij inmiddels als de zijne was gaan be-schouwen, negeerde hij haar zo veel mogelijk. Er brandde een vuur in Raouls binnenste, een verlangen om zich te bevrijden van het stadsleven vol rotzooi en verval dat hem zijn hele leven al omringd en verstikt had. Maar niemand had kunnen vermoeden dat de slungelige boef met de dreadlocks gek was, dat hij een tikkende tijdbom was. Dat was niet het beeld dat hij uitdroeg naar de buitenwereld. Hij wilde zich graag onverstoorbaar voordoen, alsof hij alles onder controle had, de coolste gozer van de buurt was. Junior had zelfs, voordat hij besloot hem bij het plan te betrekken, behoorlijk moeten graven in de buurt om informatie te verzamelen over die jongen. Junior was zich ervan bewust dat die engerd hem niet mocht en dat Raoul jaloers was op zijn gloednieuwe Mercedes, zijn Italiaanse pakken en zijn luxeleventje in de betere buurten. Raoul was niet het type man dat je de rug toekeerde, maar hij was keihard en hij wilde graag. Hij had de capaciteiten die Junior nodig had. Raoul had Junior ontmoet toen hij dope verkocht vanuit een wijnhuis aan 125th Street en Junior een van zijn incidentele klanten was. Ze hadden een min of meer vriendschappelijke relatie ontwikkeld toen Junior een paar maanden lang telkens kwam scoren, en toen, op een avond, kwam Junior aanrijden in zijn gloednieuwe Mercedes en nam hij Raoul mee voor een ritje.

Other books

When I'm with You by Kimberly Nee
Fitz by Mick Cochrane
Ocean Of Fear (Book 6) by William King
Immortals by Kaayn, Spartan
A Misalliance by Anita Brookner
Bad Yeti by Carrie Harris
The Santiago Sisters by Victoria Fox