Deur! gebaarde Louis.
De deur van het kamertje van de nachtwacht stond wagenwijd open. We gingen erachter staan en maakten ons zo plat als behang. Ik hyperventileerde bijna. Dadelijk zou die witpak ons ontdekken en alarm slaan… Louis kneep in mijn pols, zo hard dat ik even mijn angst vergat en weer bij mijn positieven kwam.
De voetstappen klonken nu hard als geweerschoten. Ik kneep mijn ogen dicht en deed duizend schietgebedjes. Toen was de nachtwacht voorbij. Louis liet mijn pols los en zuchtte zachtjes. We kwamen achter de deur vandaan en gingen op kousenvoeten terug. Eerst nog stilletjes en langzaam, maar zodra de afstand tussen ons en de nachtwacht
groter werd, steeds sneller en sneller. Het laatste stukje naar onze kamer renden we zelfs. Ik hoopte maar dat we niet ineens als stipjes op het beeldscherm zouden flikkeren. Pasje tegen de muur. Binnen!
Louis liet me de spullen zien die hij uit de bureaula had gejat. Twee marsen, die we meteen opaten. Een haarspeld – perfect inbrekersmateriaal, volgens Louis. Een rolletje tape en een memorecordertje.
‘Voor als je pen ineens leeg is,’ zei Louis.
Voorlopig hebben we alles in onze geheime bergplaats gelegd.
5
Louis gaf me een vette knipoog voordat hij naar de douches liep. De anderen volgden, maar ik bleef treuzelen. ‘Schiet eens op,’ zei de witpak.
Toen begon Louis, zoals we hadden afgesproken, keihard te zingen.
‘Mond dicht!’ riep de witpak.
Maar Louis zong alleen nog maar harder, dus trok de witpak een geërgerd gezicht en ging erop af. Zodra hij in de dampende douches verdween, ruilde ik mijn pyjama en boxershort om met die van Three. Nu maar hopen dat hij niet naar de ingenaaide etiketjes zou kijken! Ik ging fluitend naar de douche.
‘Oké, oké,’ hoorde ik Louis zeggen. ‘Geen fan van Timbaland, zeker?’
Ik heb de pyjama van Three binnenstebuiten gekeerd en zelfs de naden doorzocht. Louis bekeek met dichtgeknepen neus de boxershort, maar ook daar zat geen zendertje in.
We hebben net uren rondgedwaald. De nachtwacht zat weer in zijn kamertje achter de beeldschermen, verder was er geen witpak te bekennen – ik denk dat ze ’s avonds naar huis gaan. Boven was weinig te beleven, dus besloten we de geheimzinnige vleugel op de begane grond te onderzoeken. De klaslokalen en de eetzaal lagen er verlaten bij. We passeerden de recreatieruimte en sloegen een stukje verderop de hoek om. In dit gedeelte van het gebouw waren we nog niet eerder geweest. Louis opende deur na deur met zijn pasje. We zagen een vergaderzaal met tafels en stoelen in een u-vorm en een grommende koffieautomaat, toiletten (niet op slot) en een paar kantoortjes met dossierkasten.
De volgende ruimte vond ik interessanter. Die was ingericht als dokterskamer. Ik liet mijn hand over het bureau glijden, langs de computer, een ingelijste foto en wat kantoorspullen. Tegen de muur stonden een behandeltafel en een glazen kast met een batterij aan medicijnpotjes en -flesjes. In de hoek van de kamer was ook weer een deur. Hij zat op slot, maar toen ik op mijn tenen ging staan, kon ik door het ruitje kijken. Het bleek een ziekenboeg met twee keurig opgemaakte ziekenhuisbedden.
In een bakje met paperclips en potloden vond Louis ook nog een staaflampje. Hij klikte het aan, liet een lichtstraaltje over de potjes in de kast glijden en las wat er op de etiketten stond: ‘Pentothal, diazepam…’
‘Een slaapmiddel,’ zei ik. ‘Mijn moeder heeft het een poosje gebruikt, daar ken ik het van.’
Louis werd helemaal opgewonden. ‘Dus daarmee hebben
die witpakken Five verdoofd! Ze wilden dat hij door het geschreeuw van dikke Four heen zou slapen.’
Ik nam me meteen voor om mijn eten voortaan op medicijnsporen te controleren.
‘Wat die witpakken kunnen, kunnen wij ook.’ Louis viste de haarspeld uit zijn pyjamazak. ‘Je weet nooit waar het nog eens goed voor is. Een paar pilletjes in de koffie van de nachtwacht…’ Met het lampje tussen zijn tanden geklemd, morrelde hij met de speld in het slot. Binnen een paar minuten ging de kast open. Hij haalde er een voorraadje diazepam uit en verschoof de andere potjes, zodat het niet zou opvallen dat er eentje ontbrak. Toen liet hij de glazen deur weer in het slotje vallen.
Ik heb voorlopig geen slaapmiddelen nodig. Mijn hoofd tolt. Nog een paar uurtjes pitten. Morgen verder.
Dikke Four werd vandaag uit de klas gehaald. Toen ik naar de wc ging, zag ik hem met een witpak in een kamertje zitten. De deur stond op een kier.
‘Ik denk er niet over,’ hoorde ik hem zeggen. ‘Je kunt me niet dwingen.’
‘O, nee?’ zei de witpak.
Toen trok ze de deur dicht en kon ik niets meer verstaan.
Mijn hart gaat nog steeds tekeer als een kudde stampende olifanten. We…
Wacht, ik kan beter bij het begin beginnen:
Louis kent mijn crackersverleden en stelde voor om in te breken in de computer die in de dokterskamer stond. Ik
vond het meteen een geweldig idee. Dat was dé manier om informatie over de Cooperation te vinden. Dus zijn we net als gisternacht naar beneden geslopen en zette ik de computer aan. Vette pech. Ik moest een wachtwoord invoeren. Thuis heb ik een speciaal programma om wachtwoorden te achterhalen, maar nu moest ik het zonder hulpmiddelen doen. Nattevingerwerk dus.
‘CooperationX,’ stelde Louis voor.
Ik tikte de letters in en kreeg een foutmelding.
‘Kijk eens in de la,’ zei ik. ‘Sommige mensen schrijven hun wachtwoord op.’
Louis trok hem open. ‘Pennen, elastiekjes, een puzzelboekje.’ Toen de volgende la. ‘Schaar, schrijfblok, een paar usb-sticks, maar niks bijzonders.’ De schaar verdween in zijn pyjamazak.
Boys
probeerde ik. Weer mis.
Louis zocht in de tweede la. ‘Een oplader! Voor mijn mobieltje.’
‘Veel te link,’ zei ik. ‘Dat merken ze meteen.’
‘En wat dan nog?’ Hij zat al in Louis’ pyjamazak.
Ik zuchtte. ‘Wachtwoord?’
Ook in de laatste la was geen wachtwoord te vinden. Louis trapte hem met zo veel geweld dicht dat het fotolijstje op het bureau omviel. Ik zette het weer rechtop en checkte of het glas nog heel was. Een meisje keek me lachend aan. Ze had een hoekig gezicht, kort, zwart haar en in haar neusvleugel schitterde een diamantje.
Ik moest mezelf knijpen om het te geloven. Het was Lara!
Het bloed klopte in mijn slapen. De serveerster van de Pizza Hut had dus toch gelijk. Lara en ik waren bekenden van elkaar!
Ik heb haar voor het eerst ontmoet in de Pizza Hut, toen ik daar was met mijn vrienden Pete en Michael. We waren naar een computerbeurs geweest en wilden onszelf na afloop op een giant pizza trakteren. Dat ‘giant’ bleek niets te veel gezegd. Toen de bestelling was gearriveerd, konden we de tafel amper meer zien. Er lag, zeg maar, een tafelkleed van deeg overheen.
Lara zat naast ons en probeerde tegelijkertijd van haar salade te eten en iets op haar laptop te doen, wat aan haar gefronste voorhoofd te zien niet erg lukte.
‘Sorry, jongens,’ zei Michael. ‘Even een meisje redden.’ Hij redt aan de lopende band meiden, met een gemak waar ik jaloers op ben.
Maar dit keer ging het dus net even anders. De problemen met Lara’s computer waren zo ingewikkeld dat er een echte expert nodig was – iemand als ik dus.
Tien minuten later was de laptop weer tiptop in orde en hielp Lara ons om de giant pizza weg te werken. Ik amuseerde me prima. We deden blaasvoetbal met olijven en discussieerden over hacken – een onschuldige hobby of niet? Michael legde telkens zijn arm om Lara heen, die ze tot mijn vreugde telkens ook weer wegduwde. Pete vertelde moppen die vreselijk flauw waren, maar dat hinderde niet want we waren in zo’n stemming dat we al bij de eerste zin in lachen uitbarstten. En toen was het ineens laat
en moesten we afscheid nemen. Ik was nog moed aan het verzamelen om aan Lara te vragen of ik haar nog eens kon zien, toen ze in mijn oor fluisterde: ‘Morgen, zelfde plaats, zelfde tijd.’
Waarom deed Lara alsof ik een vreemde voor haar was? We moesten vaker afgesproken hebben, de serveerster noemde ons haar vaste klanten. En tegen mij maar beweren dat ze niet van pizza hield. Smoesjes! Waarschijnlijk was ze alleen maar bang dat ze door een serveerster herkend zou worden, precies zoals was gebeurd.
‘Ik ken haar,’ zei ik tegen Louis. ‘Van de Pizza Hut.’
‘Pizza.’ Hij zuchtte verlangend. ‘Met ananas en heel veel peperoni.’
‘Dat is toch raar?’
‘Hou je niet van peperoni?’ vroeg hij verbaasd.
‘Die foto, man! Het is toch hartstikke sterk dat ik haar al eerder heb ontmoet.’
‘Misschien is ze toevallig de dochter van een witpak of…’
Hij keek me ineens opgetogen aan. ‘Hoe heet ze?’
Ik begreep meteen wat hij bedoelde. Sommige mensen gebruiken de naam van een van hun kinderen als wachtwoord!
‘Lara.’ Ik tikte haar naam in en duimde in stilte. Wachtwoord geweigerd.
Ik dacht terug aan haar verjaardag, toen ik haar op ijs met brandende sterretjes had getrakteerd. ‘Misschien haar geboortedatum!’ Mijn vingers gleden weer over de toetsen.
‘Yes, binnen!’
De computer bevatte een complete bibliotheek aan informatie. Ik vergat Lara en klikte op goed geluk een document open. Een rits van namen, adressen en bankrekeningnummers verscheen op het scherm. Aan hun titels en functieomschrijvingen te zien waren het stuk voor stuk hooggeplaatste personen: rechters, leden van de
FBI
en de
CIA
, bankdirecteuren, burgemeesters, gouverneurs en zelfs de vice-president!
‘Wat hebben die nou met deze instelling te maken?’ vroeg Louis verbaasd.
‘Geen idee.’ Maar ik was vast van plan om erachter te komen. ‘Geef eens zo’n stick aan.’
Louis gaf me een usb-stick en liet er meteen nog eentje in zijn zak glijden. ‘Een reserve, voor als we nog eens…’ ‘Jaja.’ Ik stak de stick in de computerpoort en drukte op kopiëren. En toen klonk er geluid op de gang!
6
De usb-stick! Was het dezelfde als die ik in het kluisje bij Rocky’s had gevonden? Dan zouden er dus namen en adressen op moeten staan. Ze waren blijkbaar belangrijk, anders zou ik ze niet naar de krant hoeven brengen. Maar waarom? Wat was de link tussen deze mensen en CooperationX?
‘Computer uit!’ fluisterde Louis.
Dat was nog een hele toer, want ik moest wachten tot ik de stick veilig kon verwijderen. Vlugger, vlugger! schreeuwde ik in gedachten tegen het apparaat. Met mijn lijf probeerde ik het beeldscherm zoveel mogelijk af te dekken, zodat het blauwe schijnsel niet op de gang te zien zou zijn. Ja, eindelijk! Stick eruit en uitschakelen. Die rotcomputer bromde als een slapende beer, zodat ik duizend doodsangsten uitstond. Ja, uit! Ik stopte de stick in mijn zak en ging naast Louis staan. Hij gluurde om het hoekje van de deur.
‘Witpakken,’ fluisterde hij. ‘Met een brancard op wieltjes.’
Ik kon alleen nog in stukjes denken: brancard… ziekenboeg!
Louis kwam blijkbaar tot dezelfde conclusie en sprong plotseling achteruit. Hij knalde met zijn hoofd tegen mijn kin. Zwarte sterretjes voor mijn ogen. Ik beet op mijn lip om het niet uit te schreeuwen. Louis duwde de deur verder dicht en keek wanhopig om zich heen. Ik volgde zijn blik naar het bureau. Vanwege het grote ladeblok paste er hooguit een van ons onder.
‘Vlug.’ Louis gaf me een zetje, zodat ik op de grond belandde. Op handen en voeten kroop ik onder het bureau, terwijl mijn adem als een stormwind bulderde.
Louis rende naar de deur van de ziekenboeg, hield het pasje tegen de muur en verdween in de donkere opening.
Een klikje. De deur was weer dicht. Ik stelde me voor dat hij zich onder een van de bedden verstopte.
‘Waar blijft dokter Rogers?’ hoorde ik iemand op de gang vragen.
Rogers! Daarom stond Lara’s foto op dat bureau; haar vader had hem daar neergezet. Dat Artsen Zonder Grenzen-gedoe was allemaal onzin! Hij zat helemaal niet in Afrika maar werkte in het grijze gebouw.
Ik maakte me zo klein mogelijk. Rustig ademen! De zweetdruppels jeukten op mijn voorhoofd maar ik durfde ze niet weg te vegen. Ik durfde mijn wimpers al amper te bewegen. Voetstappen.
‘Eindelijk, daar bent u,’ zei dezelfde stem van daarnet.
Een tochtvlaag. Het licht sprong aan en er kwamen mensen binnen. Ik drukte mijn wang tegen de vloerbedekking en zag drie paar schoenen en de wieltjes van een brancard voorbijkomen. Ik had het gevoel dat ik moest overgeven.
‘Ogenblikje.’
Geritsel. Een klikje, het geluid van de klink. Ze gingen de ziekenboeg in.
Ik dacht aan Louis, die daar… Als ze hem maar niet zouden vinden! Met oren als schotelantennes luisterde ik naar de geluiden. Wat moest ik doen? Ik was het liefst het kamertje uit gevlucht, maar ik kon Louis niet in de steek laten. Dus wachtte ik en wachtte ik in die onmogelijke houding totdat mijn benen begonnen te slapen. Zou ik door het raampje durven te kijken? Maar als ze me snapten, eindigde ik misschien ook op een brancard.
Getik van hakken! Er kwam nog iemand de kamer in! Ik kromp weer in elkaar en hield mijn hand tegen mijn mond om mijn hijgen te smoren.
De deur ging weer open.
‘Oké, we kunnen beginnen, dokter Rogers is er,’ hoorde ik iemand zeggen.
Alweer dokter Rogers? Maar die was er toch al?
De moeder van Lara, natuurlijk! Zij was ook arts. Ik dacht aan het artikel uit het tijdschrift:
wetenschappers Rogers verdwenen na falen experiment
… Misschien hadden ze het toch nog niet opgegeven en waren de boys hun nieuwe proefkonijnen!
De deur viel dicht, ik kon niets meer horen. Ik strekte mijn benen, zodat het bloed weer zou gaan stromen. Toen verscheen er een hoofd voor het raampje. Louis! Hij keek opzij en maakte zonder geluid de deur open. Man, wat was ik blij hem te zien! Ik kroop onder het bureau vandaan en we haastten ons naar de gang – wat nog niet meeviel met mijn tintelende benen – alsof een bende zombies ons op de hielen zat.
‘Het was Five,’ zei Louis buiten adem. ‘In de ziekenboeg is nog een zijkamertje. Ze reden de brancard naar binnen en…’ Hij sloeg kwaad in de lucht. ‘Toen deden ze de deur dicht en kon ik niets meer zien.’
Waarom hebben ze Five naar dat kamertje gebracht? En waarom midden in de nacht?
Dit ging veel verder dan een strenge aanpak en inspelen op het groepsgevoel. Ik dacht aan experimentele medicijnen. Of elektroshocktherapie! Hadden ze zo veel stroomstoten door mijn kop gejaagd dat mijn geheugen erdoor was aangetast? Alleen al van het idee kreeg ik het vreselijk benauwd. Ik zette de deur naar het balkon open en…