Read Boy 7 Online

Authors: Mirjam Mous

Tags: #roman, #Wierook22

Boy 7 (23 page)

Ik had met de wagen dwars door de slagboom willen rijden, de parkeerplaats over om vervolgens als een stormram door de glazen pui bij de ingang te beuken. Er zou een orkaan van lawaai en paniek ontstaan, waardoor niemand nog op de boys lette. Niemand, behalve ik.

En nu was alles voor niets geweest. Ik had geen gereedschap
om het hek door te knippen. De portier zou me te voet nooit doorlaten. Zonder auto zou ik niet bij het grijze gebouw kunnen komen. Niet dichtbij genoeg. Tranen van onmacht sprongen in mijn ogen. Dit was te groot om in mijn eentje op te lossen. Ik had hulp nodig. Hulp van buitenaf. Het mobieltje van Louis! Ik moest het riskeren, er zat niets anders op. Ik haalde de telefoon uit mijn tas en toetste het alarmnummer in.

2

‘Een groot, grijs gebouw met een toren ernaast. Ten zuiden van de weg tussen Branding en Flatstaff. Over tien minuten gaat het de lucht in.’

De vrouw aan de andere kant wilde allerlei vragen gaan stellen. Hoe ik heette. Hoe ik aan deze informatie kwam. ‘Geen tijd. Waarschuw de politie, de
FBI
, iedereen!’ Ik drukte haar weg, stopte de mobiel in mijn zak, pakte mijn tas en deed het portier open. Opschieten. Als de boys uit het gebouw werden gehaald, wilde ik erbij zijn.

De nacht hing onwezenlijk stil en fluweelzwart boven me. Net een met sterren bezaaide tovenaarsmantel. Ik kon ook wel wat magie gebruiken. Mijn hoofd tolde, mijn stappen waren onvast en het leek alsof er een brandende naald in de huid achter mijn oor stak. Hoeveel minuten nog? Waarom schoten ze niet op? Ze zouden me toch wel geloven?

Eindelijk! Een klapperend geluid verscheurde de stilte. Eerst nog ver weg, daarna al snel dichterbij. Ik legde mijn
hoofd in mijn nek. Een helikopter! Met een lichtkanon speurde hij de vlakte af. Bij de pick-up bleef hij even hangen, daarna gleed de straal mijn kant op.

‘U dient dit gebied meteen te verlaten,’ zei een stem uit een luidspreker boven me. ‘Ga niet verder. Dit is een bevel.’ Het klonk net zo dreigend als de waarschuwingsborden bij het grijze gebouw. Misschien zaten er helemaal geen hulptroepen in de helikopter maar bewakers, die voor de Cooperation werkten! Ik deed alsof ik terugging naar de pick-up, maar zodra de helikopter verder vloog, draaide ik me om en zette het op een rennen. Mijn lijf protesteerde meteen. Steken in mijn zij. Mijn kop was net een draaimolen. Ik moest mijn tempo aanpassen om niet out te gaan.

De toren en het grijze gebouw doemden op in een zuil van licht. Nog een helikopter! Waarom landde hij niet op het terrein om de jongens te waarschuwen en in veiligheid te brengen? Had CooperationX de piloten soms ook al in haar macht?

Spitsuur. Over de weg kwam een ander voertuig me met felle koplampen tegemoet. Ik hield mijn handen als een afdakje boven mijn ogen. Een busje. Van de Cooperation. Misschien zaten de boys erin! Ik ging dichter naar de kant lopen. Stom plan. Het busje toeterde, reed me bijna omver en raasde door. Ik stond ineens in een kleine zandstorm.

Mijn ogen prikten. Ik probeerde het stof eruit te wrijven, maar mijn blik bleef wazig. Waar waren de helikopters gebleven? Ik zag ze allebei niet meer. Achter me gilden
sirenes. Zwaailichten. Verbeelding of werkelijkheid? Ik was zo zweverig.
Flying high
.

Een enorme knal deed de hemel schudden. Het dak van het grijze gebouw barstte open als een overrijpe meloen. Vlammen en brokstukken schoten de lucht in.

‘Neeeeeeeeee!’

In een laatste wanhoopspoging holde ik naar het gebouw. Een tweede explosie. De zendmast kapseisde. De toren bleef nog even staan om vervolgens als een kaartenhuis in elkaar te zakken. Lopen! Mijn tas bonkte tegen mijn rug. Weer een knal. Zweet lekte naar mijn hals. Tenminste, ik dacht dat het zweet was, maar toen ik het wegveegde, zat mijn hand onder het bloed. Ik voelde aan het verband. Ook al kledder. Ik kreeg een metaalachtige smaak in mijn mond en de grasvlakte begon te kantelen.

Ik deed mijn ogen open. Het eerste wat ik zag waren vlammen tegen een zwarte hemel. Ze kwamen uit het grote, grijze gebouw. Er stond een cordon van politieauto’s en brandweerwagens omheen. Hun zwaaibalken verspreidden een onwezenlijke blauw-rode gloed. Marsmannetjes met dikke pakken, helmen en maskers stortten met hun uitgerolde slangen fonteinen van water uit. Ik had het gevoel dat ik in de hel was beland.

‘Hij is bij!’

Een vrouw in uniform controleerde mijn polsslag. Toen merkte ik pas dat ik op een brancard lag.

‘Hoe voel je je?’ vroeg ze.

‘Dorst.’

Ze gaf me water uit een fles met een rietje.

Er was nog iemand. ‘Seven, man. We dachten dat je er geweest was!’

Ongelovig staarde ik naar het zwarte gezicht. Het glinsterende oogwit. De blikkerende tanden. ‘L-Louis?’

‘Hè? Ik ben Six, hoor.’ Hij kneep in mijn hand. ‘Waar was je al die tijd? En wat doe je hier? Je was bijna doodgebloed.’

‘Jou redden. Maar…’ Ik keek weer naar de vlammenzee.

‘Iedereen is veilig,’ zei Louis. ‘Het swat-team kwam ons een uur geleden al halen omdat er sprake was van een bommelding. We moesten het gebouw uit en een eind verderop wachten. Tot ergernis van de witpakken.’

Een uur geleden al. Was het al zo lang geleden dat ik het alarmnummer had gebeld?

‘De andere boys?’ vroeg ik.

‘Staan daar ergens.’ Louis gebaarde met zijn arm. ‘Four is helemaal in de war. De politie heeft hem net verteld dat hij in werkelijkheid Bob heet en dat hij een gewapende over val heeft gepleegd. Een van de agenten herkende hem van de bewakingsvideo.’

‘Jij heet ook geen Six,’ zei ik. ‘Maar Louis.’

Hij keek me ongelovig aan.

‘Sorry, ik heb het notebook en de sticks uit je geheugen moeten wissen.’

Nu was hij duidelijk ook in de war.

Ik probeerde mijn hoofd op te tillen. ‘Mijn rugzak?’

‘Hier.’ De ambulancemedewerkster legde hem naast me
op de brancard. ‘En liggen blijven, jij. Je hebt een forse hoofdwond. We brengen je naar het ziekenhuis.’

‘Wacht.’ Ik maakte de tas open en zocht op de tast naar het notebook. Kathy’s cadeautje. Mijn tijdelijke geheugen. Het had mijn leven gered.

Ik duwde het met een plechtig gebaar in Louis’ handen.

‘Hier. Als je dit gelezen hebt, zul je alles begrijpen.’

3

Ik kreeg bloed toegediend. De wond achter mijn oor werd schoongemaakt en gehecht. Twee broeders reden me van de uitslaapkamer naar een ziekenzaal. Voor het raam stonden een vrouw en een meisje te wachten. Mijn moeder en Kathy! De eerste vijf minuten hebben we elkaar alleen maar vastgehouden. Waarschijnlijk zagen we eruit als zo’n blije, kleffe gezinsreclame, want een paar medepatiënten begonnen te applaudisseren. Een jaar geleden had ik me nog rot geschaamd, maar nu gloeide ik enkel van blijdschap. Ten slotte vielen mijn ogen dicht en sliep ik een gat in de dag.

Toen ik wakker werd zat er een onbekende man naast mijn bed.

‘Bolland,
FBI.
’ Hij ging staan en duwde een rolstoel naar me toe. ‘Kan ik je even alleen spreken? Ik heb een kamertje gereserveerd.’

Ik kreeg het ijskoud. Hij deed me aan Jones denken.

‘Ik begrijp dat je achterdochtig bent.’ Zijn stem werd zachter. ‘Logisch, na alles wat je hebt meegemaakt.’

Wat wist hij van me? En hoe?

‘Wacht maar even.’ Hij verdween naar de gang.

Dadelijk kwam hij terug met een paar witpakken. Ik moest de verpleging alarmeren. En waar was mijn moeder? Ik kreeg ineens geen adem meer.

‘Gaat het?’ vroeg de man in het bed tegenover me bezorgd. ‘Of zal ik een zuster roepen?’

Ik hapte naar lucht als een vis op het droge.

‘Ze komt zo,’ riep mijn overbuurman.

Maar het was mijn moeder die met een kop koffie binnenkwam. Ze knalde de beker op de vensterbank. ‘Lieverd, wat is er?’

Een verpleegster met grote oorbellen liet me in een zakje blazen. ‘Wat is er aan de hand? Je hyperventileert helemaal.’

Mijn ademhaling werd rustiger. ‘Die man, Bolland.’

‘Je kunt hem vertrouwen, hoor,’ klonk een vrolijke stem.

Louis! Hij zat in een rolstoel, die door Bolland werd geduwd, en hij had net zo’n mummieoor als ik.

‘Hebben ze…?’ Ik wees naar het verband.

Hij knikte. ‘De chip is weg en mijn geheugen terug. Toen de chirurgen hoorden dat het jou gelukt was om dat ding er in je eentje uit te halen, durfden ze het ook wel aan.’

Alle patiënten keken naar ons.

Bolland kuchte. ‘Zullen we het gesprek in het kamertje voortzetten? Je moeder en Louis gaan ook mee.’

Ik zat op het puntje van de rolstoel om geen van Bollands woorden te missen. Hij vertelde hoe Lara met haar voeten op de slaapkamervloer had gebonkt. Net zo lang tot Bobbie het hoorde en haar kwam bevrijden. Toen hadden ze samen de
FBI
gewaarschuwd dat er een gebouw op ontploffen stond.

‘Man.’ Louis zuchtte. ‘Dus eigenlijk heeft Sam ons niet gered, maar Lara.’

‘Inderdaad.’ Bolland blies in zijn koffie. ‘Anders hadden we de instelling nooit meer op tijd kunnen ontruimen.’

Mijn moeder haalde een nieuw pakje papieren zakdoeken uit haar tas. Het eerste had ze al helemaal volgesnotterd toen ik mijn verhaal had gedaan.

‘En jullie geloofden die meid meteen?’ vroeg ze.

‘Sinds die bomaanslag op het winkelcentrum in Boston gaan we bij iedere melding kijken.’ Bolland nam een slokje. ‘Inmiddels weten we dat CooperationX daar ook al achter zat.’

‘En op tv zeiden ze dat Al-Qaida die aanslag had opgeeist,’ zei mijn moeder verbaasd. ‘Ze lieten een brief met van die Arabische tekens zien.’

‘Boy Three!’ riep ik. ‘Het was natuurlijk een opdracht!’ Bolland knikte.

‘Maar waarom?’ vroeg Louis.

‘Hoe meer terreuraanslagen, hoe meer redenen om oorlog te blijven voeren,’ antwoordde Bolland met een somber gezicht. ‘Dat er burgers en soldaten omkomen zal ze een zorg zijn, als de Coöperatie er maar rijk van wordt.’

‘Rijk?’ Ik begreep het niet helemaal. ‘Oorlog is toch juist armoe en ellende?’

Bolland knipte met zijn vingers. ‘Wat denk je dat er alleen al in de wapenindustrie wordt verdiend?’

‘Eigenlijk zijn wij ook als een soort kindsoldaten ingezet,’ zei Louis.

Mijn moeder snoot haar neus voor de zoveelste keer. ‘Levenslang moeten die witpakken krijgen. Allemaal. Onschuldige kinderen gebruiken, hoe durven ze?’

‘Ze hebben het eerst bij volwassenen geprobeerd.’ Bolland zette zijn kopje neer. ‘Het echtpaar Rogers heeft tientallen gevangenen gechipt. De onderdelen wissen en sturen bleken echter niet op volwassen breinen te werken. Toen zijn ze op het idee gekomen van Digital Boy. Een experiment met jongens in plaats van mannen. Jullie hersens zijn nog niet helemaal volgroeid en daardoor gemakkelijker te beïnvloeden.’

‘Ze zijn geschift,’ zei Louis. ‘Opsluiten en nooit meer loslaten.’

‘Mijn idee.’ Bolland tikte met het roerstokje tegen zijn kopje. ‘Zodra we ze gevonden hebben.’

‘Zijn ze ontsnapt?’ vroeg ik verbijsterd.

‘Met een van de busjes. We kregen het in alle consternatie te laat in de gaten.’

Het busje dat me bijna had aangereden! Ik had ze moeten laten stoppen, een steen door de ruit gooien… ‘Lara,’ zei ik. ‘Zij kan ons naar haar ouders leiden.’

‘Helaas.’ Bolland vermeed het om me aan te kijken. ‘Lara is eveneens verdwenen. We vermoeden dat het gezin
Rogers zich heeft herenigd en nu ergens ondergedoken zit.’

Ik vloekte, wat me een afkeurende blik van mijn moeder opleverde.

‘Maar Jones hebben we wel.’ Bollands stem was een en al verontschuldiging. ‘En alle andere leden van CooperationX, dankzij de usb-stick. Het is afgelopen met hun praktijken. Nu de microchips verwijderd zijn, hebben alle boys hun geheugen terug. Getuigenissen genoeg om het hele zootje voor altijd achter de tralies te zetten.’

‘En Boy One?’ vroeg ik. ‘Hebben jullie die nog opgespoord?’ ‘Het onderzoek is nog niet afgerond,’ antwoordde Bolland. ‘Maar het lijkt erop dat hij tijdens een opdracht is omgekomen.’

Toen vloekte mijn moeder zelf ook.

Een paar dagen later stopte ik mijn pyjama, tandenborstel en tandpasta in mijn tas. Lara’s laptop, het mobieltje van Louis en de foto van het grijze gebouw waren door Bolland in beslag genomen. De bestellijst van de Pizza Hut had ik stiekem achtergehouden. Hij herinnerde me aan Louis, die inmiddels naar een pleeggezin in Florida was vertrokken – en misschien zou ik de serveerster in de rode sloof nog eens gaan bedanken. Zonder haar had ik Lara misschien toch in vertrouwen genomen en dan had het allemaal heel anders af kunnen lopen.

‘Heb je alles?’ vroeg mijn moeder.

Ik knikte en hing de tas om mijn schouder. ‘Tot ziens, allemaal.’

‘Dat hoop ik niet, jongen,’ zei mijn overbuurman. ‘In een ziekenhuis kun je maar beter niet komen.’

We liepen lachend de gang in.

‘Kathy wilde per se slingers ophangen,’ zei mijn moeder. ‘Ze is zo blij dat je weer thuiskomt.’

Ik sloeg mijn arm om haar middel en kreeg heel veel zin om haar op te tillen.

‘Ik heb appeltaart gebakken.’ Ze aaide me even langs mijn wang. ‘En jij mag zeggen wat we vanavond eten.’

We passeerden de receptie en kwamen in de glazen hal die naar de buitendeur voerde. De lucht was van een pasgewassen blauw, de zon scheen en er stond niemand bij de uitgang om me tegen te houden.

Ik nam een diepe teug adem. De wereld lag voor me, vers en bijtklaar als een dampende pizza. Van nu af aan had ik, Sam Waters, het heft in handen. En al zou ik mezelf honderd keer in mijn vingers snijden, wat vast ging gebeuren, dan nog zou ik het niet anders willen. Voortaan was elke keus mijn eigen beslissing en werd ik niet gedwongen door een chip.

‘Ik kies pizza,’ zei ik. ‘Cheezy Crust.’

Toen stapte ik naar buiten, de vrijheid in.

 

VIJF JAAR LATER

In de 19e eeuw heeft de mens de machine

gemaakt. In de 21e eeuw schijnt de machine

De mens te maken

(Variant op een uitspraak van Adriaan Roland Holst,

gevonden op internet)

Lara keek naar buiten. Bij de tramhalte stonden mensen on der paraplu’s te wachten. Op de stoep sprong een meisje met kaplaarzen in een plas, ze schaterde van de pret.

Met een zucht liep Lara weg van het raam. Ze woonde nu al zo lang in Amsterdam maar de regen wende nooit. Op zo’n dag als vandaag miste ze de tuin van haar tante Bobbie nog meer dan anders. De zon in het gebladerte. De zoete geur van de bloemen op de carport.

Other books

What We Have by Amy Boesky
Glazed Murder by Jessica Beck
The Fort by Bernard Cornwell
The Shadows by Chance, Megan
A Woman Gone Mad by Kimber S. Dawn
Pin by Andrew Neiderman
Declan by Kate Allenton
Book Bitch by Ashleigh Royce
Crimson Dawn by Ronnie Massey