Authors: Thomas Keneally
Ras, bloed en bodem betekenden weinig voor de opgroeiende Oskar. Hij was een van die jongens voor wie een motorfiets het meest onweerstaanbare model van de wereld is. En zijn vader - een technicus van nature - schijnt het enthousiasme van de jongen voor gloednieuwe machinerie te hebben aangemoedigd. In het laatste jaar van de middelbare school reed Oskar op een rode Galloni
500CC
in Zwittau rond. Een schoolvriend van hem, Erwin Tragatsch, keek met onuitsprekelijk verlangen toe wanneer de rode Galloni luid knallend door de straten van het stadje reed en de aandacht van de wandelaars op het plein gevangen hield. Net als de jongens Kantor was het een wonder - niet alleen de enige Galloni in Zwittau, niet alleen de enige Italiaanse Galloni
500CC
in Moravië, maar waarschijnlijk een unieke motor in heel Tsjechoslowakije. In de lente van
1928,
de laatste maanden van Oskars adolescentie en het voorspel tot een zomer waarin hij verliefd zou worden en zou besluiten te trouwen, verscheen hij bij het stadsplein op een Moto Guzzi
250CC,
waarvan er buiten Italië op het hele continent maar vier andere waren, en die vier dan nog het eigendom van internationale coureurs - Giessler, Hans Winkler, de Hongaar Joo en de Pool Kolaczkowski. Er moeten wel mensen in de stad zijn geweest die hoofdschuddend zeiden dat Herr Schindler de jongen verwende. Maar het zou Oskars heerlijkste en onschuldigste zomer worden. Een apolitieke jongen, met een nauw om de schedel sluitende leren helm op, de motor van de Moto Guzzi opjagend, in de bergen van Moravië tegen de plaatselijke fabrieksteams racend, zoon uit een geslacht waarvoor de meest geraffineerde politieke daad het branden van een kaarsje voor Frans Jozef was. Net voorbij de met dennen omzoomde bocht een twijfelachtig huwelijk, een economische recessie, zeventienjaar noodlottige politiek. Maar op het gezicht van de motorrijder geen weet, alleen maar de - door de wind - uitgestreken grimas van een snelheidsrijder die zich - omdat hij nieuw is, omdat hij geen prof is, omdat al zijn records nog ongevestigd zijn - de prijs beter kan veroorloven dan de ouderen, de profs, de coureurs die tijden te verbeteren hebben. Zijn eerste wedstrijd was in mei, de bergrace tussen Brno en Sobeslav. Het was een competitie eerste klasse, zodat het dure stuk speelgoed dat de welvarende Herr Hans Schindler zijn zoon had gegeven tenminste niet in de garage stond te verroesten. Hij kwam als derde op zijn rode Moto Guzzi binnen, achter twee met Engelse Blackburne-motoren opgevoerde Terrots. Voor zijn volgende uitdaging begaf hij zich verder van huis, naar het Altvater-circuit in de heuvels op de grens met Saksen. De Duitse kampioen
250CC,
Walfried Winkler, was ervoor de wedstrijd, en zijn oude rivaal Kurt Henkelmann op een watergekoelde
dkw
. Alle Saksische keien - Horowitz, Kocher en Kliwar - hadden zich ingeschreven; de Terrot-Blackburnes waren er weer en ook een paar Coventry Eagles. Er waren drie Moto Guzzi's, waaronder die van Oskar Schindler, en dan nog de grote jongens van de
350cc
-klasse en een
bmw
500CC-
team. Het was bijna Oskars beste, meest onbedorven dag. Hij bleef in de eerste rondes vlak bij de aanvoerders en keek wat er zou gebeuren. Na een uur hadden Winkler, Henkelmann en Oskar de Saksers achter zich gelaten, en de andere Moto Guzzi's vielen door een mechanisch mankement uit. In wat naar Oskars overtuiging de voorlaatste ronde was passeerde hij Winkler, en moet hem, even concreet als het teerasfalt zelf en de vlekkerige dennenmassa, zijn aanstaande carrière als rijder in een fabrieksteam en het geheel door reizen in beslag genomen leven dat hij erdoor zou kunnen leiden voor ogen hebben gestaan. In wat toen volgens hem de laatste ronde was reed Oskar Henkelmann en de beide
dkw's
voorbij, passeerde de streep en minderde vaart. Er moet een bedrieglijk teken door officials zijn gegeven, want het publiek geloofde ook dat de wedstrijd was afgelopen. Tegen de tijd dat Oskar wist dat dat niet zo was - dat hij een amateuristische fout had gemaakt - hadden Walfried Winkler en Mita Vychodil hem al gepasseerd, en kon zelfs de uitgeputte Henkelmann hem nog van de derde plaats verdringen. Hij werd feestelijk naar huis gebracht. Op een technisch puntje na had hij de besten van Europa verslagen. Tragatsch vermoedde dat de redenen waarom Oskars carrière als motorcoureur daar eindigde van economische aard waren. Dat was geen onredelijk vermoeden. Want die zomer trouwde hij, na een verkering van maar zes weken, hals over kop met een boerendochter, en viel daarom in ongenade bij zijn vader, die toevallig ook zijn werkgever was.
Het meisje dat hij trouwde kwam uit een dorp ten oosten van de Hanavlakte. Ze had op een kloosterschool gezeten, en bezat de soort gereserveerdheid die hij bij zijn moeder zo bewonderde. Haarvader, een weduwnaar, was geen keuter maar een herenboer. In de Dertigjarige Oorlog hadden haar Oostenrijkse voorouders de steeds weerkerende veldtochten en hongersnoden waardoor die vruchtbare vlakte was geteisterd kunnen doorstaan. Drie eeuwen later ging hun nakomelinge in een nieuw tijdperk van gevaar een onberaden huwelijk met een ongevormde knaap uit Zwittau aan. Haar vader keurde het even diep af als de vader van Oskar. Hans had het er niet op begrepen omdat hij zag dat Oskar was getrouwd volgens het patroon van zijn, Hans', eigen ongemakkelijke huwelijk. Een zinnelijke echtgenoot met een wilde inslag, die te vroeg in zijn leven een soort rust zoekt bij een nonachtig, lief, ongecompliceerd meisje. Oskar had Emilie op een feestje in Zwittau ontmoet. Ze was er op bezoek bij vrienden uit haar dorp, Alt-Molstein, dat Oskar natuurlijk kende, want hij had tractors in de buurt verkocht. Toen het huwelijk in de parochiekerken van Zwittau werd afgekondigd, vonden sommigen dat het stel zo slecht bij elkaar paste dat ze naar andere motieven dan liefde gingen zoeken. Het is mogelijk dat de landbouwmachinefabriek van Schindler net die zomer in moeilijkheden verkeerde, want het bedrijf werd aangepast voor de produktie van stoomtractoren van een type dat bij de boeren al uit de mode raakte. Oskar stortte een groot deel van zijn salaris weer in het bedrijf terug, en nu kwam er - met Emilie - een bruidsschat van een half miljoen Reichsmark, een eerlijk en verlichting brengend brok kapitaal, hoe je het ook bekeek. De achterdocht van de roddelaars was echter ongefundeerd, want Oskar was die zomer tot over zijn oren verliefd. Maar omdat de vader van Emilie nooit redenen zou vinden om te geloven dat de knaap een bezadigde en goede echtgenoot zou worden, is er nooit meer dan een fractie van het halve miljoen betaald. Emilie zelfwas dolblij het afstompende Alt-Molstein te kunnen ontvluchten door met de knappe Oskar Schindler te trouwen. De grootste vriend van haar vader was altijd de saaie dorpspastoor geweest, en Emilie was opgegroeid met thee inschenken voor die twee en luisteren naar hun naïeve opvattingen op het gebied van politiek en theologie. Als we nog steeds op zoek zijn naar veelzeggende joodse connecties, daarvan waren er in Emilies jeugd een paar geweest - de dorpsarts die haar grootmoeder behandelde, en Rita, kleindochter van de winkelier Reif. Bij een van zijn bezoeken aan de boerderij zei de pastoor tegen Emilies vader dat het principieel verkeerd was dat een katholiek kind een speciale vriendschap met een jood had. Met de bijna hormonale koppigheid van een meisje verzette Emilie zich tegen de verordening van de pastoor. De vriendschap met Rita zou voortduren tot de dag in 1942 waarop plaatselijke nazi-functionarissen Rita voor de winkel executeerden.
Na het huwelijk betrokken Oskar en Emilie een verdieping in Zwittau. Voor Oskar moeten de jaren dertig alleen maar een epiloog op zijn glorieuze vergissing op het Altvater-circuit in de zomer van '28 hebben geleken. Hij vervulde zijn militaire dienstplicht in het Tsjechoslowaakse leger en ontdekte dat hij het militaire leven, hoewel het hem de kans gaf in een truck te rijden, verafschuwde - niet op grond van pacifistische motieven, maar op grond van de ongemakken. Weer thuis in Zwittau verwaarloosde hij Emilie 's avonds en bleef als een vrijgezel tot laat in cafés zitten praten met meisjes die nonachtig noch lief waren. Het familiebedrijf ging in 1935 failliet, en in datzelfde jaar liet zijn vader Frau Louisa Schindler in de steek en nam een eigen woning. Oskar haatte hem daarom, ging bij zijn tantes theedrinken en klaagde Hans bij hen aan, en sprak zelfs in cafés mensen toe over het verraad van zijn vader jegens een goede vrouw. Hij schijnt blind te zijn geweest voor de overeenkomst tussen zijn eigen wankele huwelijk en het mislukte van zijn ouders. Vanwege zijn goede zakelijke contacten, zijn jovialiteit, zijn verkoopgaven, zijn drankbestendigheid, kreeg hij zelfs midden in de economische depressie nog een baan als verkoopleider bij Moravische Elektrotechniek. Het hoofdkantoor daarvan stond in de grimmige provinciehoofdstad Brno, en Oskar reisde tussen Brno en Zwittau op en neer. Hij hield van het reisleven. Het was de helft van de bestemming die hij zichzelf had beloofd toen hij Winkler op het Altvater-circuit was gepasseerd. Toen zijn moeder stierf, haastte hij zich terug naar Zwittau en stond naast zijn tantes, zijn zuster Elfriede en zijn vrouw Emilie aan de ene kant van het graf, terwijl de verraderlijke Hans in zijn eentje - afgezien van de pastoor, natuurlijk - aan het hoofdeinde van de doodkist stond. De dood van Louisa had de vijandschap tussen Oskar en Hans bezegeld. Oskar zag niet in - alleen de vrouwen zagen het - dat Hans en Oskar in feite twee broers waren, van elkaar gescheiden door de bijkomstigheid dat de een de vader was. Ten tijde van die begrafenis droeg Oskar inmiddels het hakenkruisembleem van de Sudetenduitse partij van Konrad Henlein. Noch Emilie, noch de tantes waren het ermee eens, maar ze tilden er niet te zwaar aan - het was nu eenmaal iets wat jonge Tsjechische Duitsers dat seizoen droegen. De sociaal-democraten en communisten waren de enigen die niet met het insigne pronkten of achter Henleins partij stonden, en God wist dat Oskar noch een communist, noch een sociaal-democraat was. Oskar was een handelsreiziger. Wanneer je, bij overigens gelijke omstandigheden, met dat insigne op bij een Duitse bedrijfsleider kwam, dan kreeg je de order. Maar zelfs met zijn orderboek wijd geopend en zijn potlood over het papier vliegend voelde Oskar - in de maanden van 1938 voordat de Duitse divisies het Sudetenland introkken - ook dat zich een grote verandering in de geschiedenis aan het voltrekken was, en hij bezweek voor de aanvechting er deel aan te hebben. Wat zijn motieven om zich achter Henlein op te stellen ook mogen zijn geweest, het schijnt dat hij, zodra de divisies Moravië introkken, direct een ontgoocheling ten aanzien van het nationaal-socialisme voelde die even diep en snel was als de ontgoocheling die na zijn huwelijk was begonnen. Hij schijnt te hebben verwacht dat de invasiemacht de stichting van een bevriende Sudetenrepubliek zou toestaan. Later heeft hij verklaard dat hij ontzet was over de intimidatie van de Tsjechische bevolking door het nieuwe regime, over de inbeslagneming van Tsjechische bezittingen. Zijn eerste gedocumenteerde daden van rebellie zouden heel vroeg in het komende wereldconflict plaatsvinden, en er hoeft niet aan te worden getwijfeld dat het protectoraat over Bohemen en Moravië, in maart 1939 door Hitler vanuit de burcht Hradschin afgekondigd, hem verraste door de zich al spoedig openbarende tirannie. Bovendien lieten de twee mensen voor wier mening hij het meeste respect had - Emilie en zijn van hem vervreemde vader - zich niet misleiden door het grote Teutoonse uur, en beweerden beiden te weten dat Hitler niet kon slagen. Hun meningen waren ongecompliceerd, maar dat waren die van Oskar ook. Emilie geloofde gewoon dat de man zou worden gestraft omdat hij zichzelf God maakte. Herr Schindler senior bleek, toen zijn standpunt door een tante aan Oskar werd doorgegeven, op elementaire historische principes terug te vallen. Even buiten Brno bevond zich het stuk rivier waar Napoleon de slag bij Austerlitz had gewonnen. En wat was er met deze zegevierende Napoleon geschied? Hij was een nul geworden die op een eiland midden in de Atlantische Oceaan aardappels verbouwde. Met deze vent zou hetzelfde gebeuren. Het lot, zei Herr Schindler senior, was geen eindeloos touw. Het was een stuk elastiek. Hoe harder je naar voren ging, des te heftiger was de ruk waarmee je naar je beginpunt werd teruggetrokken. Dat hadden het leven, een mislukt huwelijk en de economische malaise Herr Hans Schindler wel geleerd. Maar misschien was zijn zoon, Oskar, nog geen duidelijke vijand van het nieuwe bestel. Die herfst woonde de jonge Herr Schindler op een avond een feest bij in een sanatorium in de heuvels bij Ostrau, tegen de Poolse grens aan. De gastvrouw was de directrice van het sanatorium, een klant en vriendin die Oskar tijdens een reis had opgedaan. Ze stelde hem voor aan een knappe Duitser genaamd Eberhard Ge-bauer. Ze spraken over zaken en over wat Frankrijk en Engeland en Rusland konden gaan doen. Toen gingen ze met een fles naar een ongebruikte kamer om, zoals Gebauer voorstelde, vrijer te kunnen praten. Daar maakte Gebauer zich bekend als agent van admiraal Canaris' AtoeAr-inlichtingendienst en bood zijn nieuwe drinkgezel de kans voor de buitenlandse afdeling van de Abwehr te gaan werken. Oskar had relaties over de Poolse grens, in heel Galicië en Opper-Silezië. Wilde hij erin toestemmen de Abwehr van militaire inlichtingen uit die streek te voorzien? Gebauer zei dat hij van zijn vriendin de gastvrouw wist dat Oskar intelligent en gemakkelijk in de omgang was. Met die gaven kon hij niet alleen zijn eigen waarnemingen van industriële en militaire installaties in dat gebied gebruiken, maar ook die van eventuele Duitse Polen die hij misschien in restaurants of bars, of tijdens zakelijke ontmoetingen toevallig zou kunnen rekruteren. Verdedigers van de jonge Oskar zouden dan weer zeggen dat hij erin toestemde voor Canaris te gaan werken omdat hij als Abwehr-agent was vrijgesteld van legerdienst. Daarin zat het aantrekkelijke van het voorstel voor een groot deel. Maar hij moet ook hebben geloofd dat een Duitse opmars in Polen wel pas gaf. Net als de slanke agent die met hem op het bed zat te drinken moet hij nog steeds met de nationale onderneming hebben ingestemd, al stond het bestuur hem dan niet aan. Misschien had Gebauer voor Oskar een morele aantrekkingskracht, want hij en zijn collega's van de Abwehr beschouwden zichzelf als een nette christelijke elite. Het weerhield hen er niet van plannen voor een militaire invasie in Polen te beramen, maar het gaf hun wel een gevoel van minachting voor Himmler en de SS, waarmee ze, naar hun hooghartige overtuiging, wedijverden om de macht over de ziel van Duitsland. Later zou nog een heel andere inlichtingen-verzamelende instantie constateren dat Oskars rapporten volledig en prijzenswaardig waren. Op zijn Poolse reizen voor de Abwehr gaf hij blijk van een gave om mensen nieuws af te toveren, vooral in een sociale omgeving - aan de eettafel, bij een drankje. We weten niet precies van welke aard of betekenis datgene was wat hij voor Gebauer en Canaris uitzocht, maar hij raakte erg gesteld op de stad Krakau en ontdekte dat het, hoewel geen grote industriële metropool, wel een zeer fraaie middeleeuwse stad was, met een zoom van metaal-, textiel- en chemische bedrijven eromheen. Wat het ongemotoriseerde Poolse leger betreft, daarvan waren de geheimen maar al te klaar.