Authors: Thomas Keneally
3
Er is nog een jood uit Krakau die vertelt hoe hij Oskar die herfst heeft ontmoet - en hem bijna had vermoord. Die man heette Leopold (Poldek) Pfefferberg. Hij was tijdens de recente tragische veldtocht compagniescommandant in het Poolse leger geweest. Nadat hij tijdens de slag om de rivier de San een beenwond had opgelopen, hinkte hij in het Poolse ziekenhuis in Przemysl rond en hielp de andere gewonden. Hij was geen arts, maar een leraar lichamelijke opvoeding aan een middelbare school die was afgestudeerd aan de Jagiello-universiteit van Krakau en dus wel iets van anatomie af wist. Hij was veerkrachtig, hij was vol zelfvertrouwen, zevenentwintig jaar, en gebouwd als een wig. Met een paar honderd andere gevangengenomen Poolse officieren uit Przemysl was Pfefferberg op weg naar Duitsland toen zijn trein zijn woonplaats Krakau binnenreed en de gevangenen de eersteklas wachtkamer werden ingedreven, om daar te blijven tot er voor nieuw transport kon worden gezorgd. Zijn huis was tien blokken ervandaan. Voor een praktische jongeman leek het hemeltergend dat hij niet de Pawiastraat kon oplopen en een tram van lijn 1 naar huis nemen. De boers uitziende Wehrmacht-bewaker bij de deur leek een uitdaging. Pfefferberg had in zijn borstzak een door de Duitse ziekenhuisautoriteiten van Przemysl getekend document dat aangaf dat hij zich met een ambulanceopdracht vrijelijk door de stad mocht bewegen, om de gewonden van beide legers te verzorgen. Het zag er spectaculair officieel uit, met stempels en handtekeningen. Dat haalde hij nu te voorschijn, liep op de bewaker af en stak het hem toe. 'Kunt u Duits lezen?' vroeg Pfefferberg gebiedend. Een truc als deze moest natuurlijk wel goed worden uitgevoerd. Je moest jong zijn, je moest overtuigend zijn, je moest nog steeds een, niet door een snelle nederlaag verminderde, zelfverzekerde houding van een zeer Pools soort hebben - iets dat door de talloze aristocraten in het officierenkorps onder de leden ervan werd verbreid, zelfs onder de paar ervan die joods waren. De man knipperde. 'Natuurlijk kan ik Duits lezen,' zei hij. Maar nadat hij het document had aangepakt, hield hij het vast als iemand die helemaal niet kon lezen - hield hij het als een boterham vast. Pfefferberg legde in het Duits uit dat het stuk verklaarde dat hij het recht had naar buiten te gaan om de zieken te verzorgen. Het enige dat de bewaker kon zien was een uitzaaiing van stempels. Een heel document. Met een hoofdbeweging wees hij naar de deur. Pfefferberg was die ochtend de enige passagier in de tram van lijn 1. Het was nog geen zes uur. De conducteur nam zijn ritgeld zonder enige drukte aan, want er waren nog vele Poolse troepen in de stad die nog niet door de Wehrmacht waren afgehandeld. De officieren moesten zich alleen laten registreren. De tram reed met een boog om de Barbakan heen, de poort in de oude muur door, de Florianska af naar de Mariakerk, het hoofdplein over, en zo binnen vijf minuten de Grodzkastraat in. Toen hij de woning van zijn ouders op nummer 48 naderde sprong hij, net als toen hij nog een jongen was, uit de tram voordat de luchtremmen in werking werden gesteld en liet de vaart van de sprong, door die van de tram nog vergroot, eindigen in een zachte bons tegen de stijl van de huisdeur. Na zijn ontsnapping had hij niet al te oncomfortabel op de verdiepingen van vrienden gewoond, en nu en dan een bezoek aan Grodzka 48 gebracht. De joodse scholen gingen korte tijd open - binnen zes weken zouden ze weer gesloten worden - en hij hervatte zelfs zijn leraarschap. Hij was ervan overtuigd dat het wel een tijdje zou duren voordat de Gestapo hem zou komen zoeken, en dus vroeg hij bonboekjes aan. Hij begon sieraden van de hand te doen - als tussenpersoon en voor zichzelf - op de zwarte markt die zich op het hoofdplein van Krakau afspeelde, in de zuilengang van de Sukiennice en onder de twee ongelijke torens van de Mariakerk. De handel was levendig onder de Polen zelf, maar voor de Poolse joden gold dat nog meer. Hun bonboekjes, vol ongeldig gemaakte bonnen, gaven hun recht op maar twee derde van het vlees- en op de helft van het boterrantsoen dat Arische burgers kregen, terwijl alle cacao- en rijstbonnen ongeldig waren gemaakt. En zo werd de zwarte markt, die in de eeuwen van bezetting en de paar decennia van Poolse autonomie steeds had gefunctioneerd, de bron van voedsel en inkomsten en het gemakkelijkste middel tot verzet voor eerzame burgerlieden, speciaal voor degenen die, zoals Leopold Pfefferberg, gewiekste straathandelaren waren. Hij dacht dat hij binnenkort wel over de skiroutes in de buurt van Zakopane in het Tatragebergte, via de smalle hals van Slowakije naar Hongarije of Roemenië zou reizen. Hij had de uitrusting voor de tocht, want hij had deel uitgemaakt van het Poolse nationale skiteam. Op een van de hoogste planken van de porseleinen kachel in de woning van zijn moeder bewaarde hij een elegant .22 pistooltje - een wapen zowel ten behoeve van de voorgenomen vlucht als voor het geval hij ooit binnen de woning door de Gestapo in de val werd gedreven. Met dit stuk semi-speelgoed met een paarlemoeren kolf had Pfefferberg op een kille dag in november bijna Oskar Schindler doodgeschoten. Schindler - double-breasted pak aan, partij-insigne op de revers - had besloten bij mevrouw Mina Pfefferberg, de moeder van Poldek, langs te gaan om haar een opdracht te verlenen. Hij had van de huisvestingsautoriteiten van het Reich een mooie, moderne verdieping aan de Straszewskiegostraat gekregen, die daarvoor van een joods gezin met de naam Nussbaum was geweest. Zulke woningtoewijzingen vonden plaats zonder dat de vorige bewoner er enige compensatie voor kreeg. Op de dag dat Oskar langs kwam maakte mevrouw Mina Pfefferberg zelf zich zorgen dat het ook met haar verdieping aan de Grodzka zou gebeuren. Een aantal vrienden van Schindler zou later beweren - al kan het niet worden bewezen - dat Oskar de uit hun huis gezette Nussbaums in hun onderkomen in Podgórze was gaan opzoeken en ze een bedrag van tegen de vijftigduizend zloty als compensatie had gegeven. Met dat bedrag hebben de Nussbaums naar men zegt een vlucht naar Joegoslavië bekostigd. Vijftigduizend zloty betekende een aanzienlijke afkeuring van de autoriteiten; maar voor Kerstmis zou Oskar nog andere, soortgelijke daden van afkeuring verrichten. Enkele van zijn vrienden zouden er zelfs toe komen te zeggen dat vrijgevigheid een ziekte van hem was, iets uitzinnigs, een van zijn passies. Hij placht taxichauffeurs een fooi van tweemaal het bedrag op de meter te geven. Maar er moet bij worden opgemerkt dat hij de huisvestingsautoriteiten van het Reich onrechtvaardig vond en dat ook tegen Stern heeft gezegd, niet toen het regime in moeilijkheden raakte, maar in diezelfde herfst, de heerlijkste die het heeft gekend. In ieder geval had mevrouw Pfefferberg geen idee wat de lange, goedgeklede Duitser aan haar deur deed. Hij had daar kunnen zijn om naar haar zoon te vragen, die op dat moment toevallig in de keuken was. Hij had daar kunnen zijn om haar woning te vorderen, en ook haar behang- en stoffeerzaak, haar antiek en haar Franse tapisserieën. In feite zou de Duitse politie zich ten tijde van het Chanoekafeest in december op last van de huisvestingsautoriteiten met de Pfefferbergs gaan bezighouden, bij hen aan de deur verschijnen en hun bevel geven om, rillend van de kou, beneden op de stoep van de Grodzka te komen. Toen mevrouw Pfefferberg vroeg of ze even terug mocht voor een jas, zou haar dat geweigerd worden; toen meneer Pfefferberg op een bureau af liep om een gouden horloge, een erfstuk, te pakken, zou hij een kaakslag krijgen. 'Ik heb in het verleden vreselijke dingen meegemaakt,' had Hermann Göring gezegd; 'kleine chauffeurs en
Gauleiter
hebben zo van die transacties geprofiteerd dat ze nu ongeveer een half miljoen hebben.' Het effect van zulke gemakkelijk binnengehaalde winstjes als het gouden horloge van meneer Pfefferberg op het morele gehalte van de partij zou Göring misschien zorgen baren. Maar dat jaar was het in Polen Gestapostijl om geen aansprakelijkheid te aanvaarden voor wat zich in woningen bevond. Toen Schindler die eerste keer naar de tweehoog gelegen etage van de Pfefferbergs kwam, had de familie die echter nog in onzeker gebruik. Mevrouw Pfefferberg en haar zoon zaten tussen de stalen en rollen stof en behangpapier te praten toen Herr Schindler aanklopte. Leopold maakte zich geen zorgen. De verdieping had twee voordeuren - de deur van de zaak en die van de keuken zaten tegenover elkaar aan weerskanten van een overloop. Leopold trok zich in de keuken terug en keek door de barst in de deur naar de bezoeker. Hij zag de formidabele gedaante van de man, de modieuze snit van zijn pak, en ging naar zijn moeder in de woonkamer terug. Hij had zo'n gevoel, zei hij, dat het iemand van de Gestapo was. Als u hem door de kantoordeur binnenlaat, kan ik altijd door de keuken naar buiten glippen. Mevrouw Mina Pfefferberg beefde. Ze deed de kantoordeur open, en luisterde natuurlijk of ze geluiden op de gang hoorde. Pfefferberg had in feite het pistool gepakt en in zijn riem gestopt en was van plan het geluid dat hij bij het naar buiten gaan zou maken te paren aan dat van Herr Schindlers binnenkomst. Maar het leek onverstandig weg te gaan zonder te weten wat de Duitse functionaris wilde. Er was een kans dat de man moest worden doodgeschoten; dan zou de familie gezamenlijk naar Roemenië moeten vluchten. Als de magnetische trek naar de gebeurtenis Pfefferberg ertoe had gebracht zijn pistool te pakken en te schieten, zouden die dood, de vlucht en de represailles als niets bijzonders, als een gewoon onderdeel van de geschiedenis van die maand zijn beschouwd. Herr Schindler zou kort zijn betreurd en onmiddellijk gewroken. En dat zou natuurlijk het bruuske einde van al Oskars latente mogelijkheden zijn geweest. En in Zwittau zouden ze hebben gezegd: 'Was het iemand d'r man?' De stem verraste de Pfefferbergs. Hij was rustig, kalm, afgestemd op zakendoen, zelfs op gunsten vragen. Ze waren de afgelopen weken gewend geraakt aan de toon van bevel en onmiddellijke onteigening. Deze man klonk broederlijk. Op de een of andere manier was dat erger. Maar het intrigeerde ook. Pfefferberg was de keuken uit geslopen en had zich achter de dubbele deuren van de eetkamer verborgen. Hij kon een reepje van de Duitser zien. Bent u mevrouw Pfefferberg? vroeg de Duitser. U bent me aanbevolen door Herr Nussbaum. Ik heb pas een verdieping in de Straszewskiegostraat overgenomen en die zou ik graag opnieuw laten behangen en stofferen. Mina Pfefferberg hield de man aan de deur. Ze praatte zo onsamenhangend dat de zoon medelijden met haar kreeg en in de deuropening verscheen, met zijn jasje dichtgeknoopt over het wapen. Hij vroeg de bezoeker binnen en fluisterde zijn moeder tegelijkertijd geruststellende woorden in het Pools toe. Nu gaf Oskar Schindler zijn naam. Ze maten elkaar wat met de ogen, want Schindler begreep dat Pfefferberg was verschenen om een primitieve beschermingsdaad te verrichten. Schindler toonde zijn respect door nu via de zoon, als via een tolk, te spreken. 'Mijn vrouw komt vanuit Tsjechoslowakije hiernaar toe,' zei hij, 'en ik zou de woning graag in haar stijl laten opknappen.' Hij zei dat de Nussbaums de etage weliswaar prima hadden onderhouden, maar van zwaar meubilair en sombere kleuren hielden. Frau Schindler had levendigere smaken - een beetje Frans, een beetje Zweeds. Mevrouw Pfefferberg had zich voldoende hersteld om te kunnen zeggen dat ze het niet wist - het was een drukke tijd zo met de kerst in aantocht. Leopold begreep dat ze er misschien een instinctieve weerstand tegen had een Duitse klantenkring op te bouwen; maar de Duitsers waren dit seizoen wellicht het enige volk met voldoende vertrouwen in de toekomst om aan interieurverzorging te doen. En mevrouw Pfefferberg had een goede opdracht nodig, want haar man was uit zijn baan gezet en werkte nu voor een schijntje bij het huisvestingsbureau van de
Gemeinde
, de joodse welzijnsdienst. Binnen twee minuten waren de mannen als vrienden met elkaar aan het keuvelen. Het pistool in de riem van Pfefferberg was gedegradeerd tot de status van bewapening voor een toekomstig, ver verwijderd noodgeval. Er was geen twijfel aan dat mevrouw Pfefferberg de woning van Schindler zou doen, geen moeite zou worden gespaard, en toen dat was geregeld merkte Schindler op dat Leopold Pfefferberg misschien eens bij hem op zijn verdieping wilde langs komen om over andere zaken te praten. 'U kunt me misschien adviseren hoe ik aan plaatselijke koopwaar kan komen,' zei Herr Schindler. 'Dat prachtige blauwe overhemd van u, bij voorbeeld... Ik zou in
de verste verte niet weten waar ik zoiets zelf moest zoeken.' Zijn onschuldigheid was een trucje, maar Pfefferberg kon het wel waarderen. 'De winkels zijn leeg, zoals u weet,' mompelde Oskar bij wijze van hint. Leopold Pfefferberg was zo'n jonge kerel die zich in leven wist te houden door inzetten te verhogen. 'Herr Schindler, deze overhemden zijn uitermate duur; ik hoop dat u dat begrijpt. Ze kosten vijfentwintig zloty per stuk.' Hij had de prijs vervijfvoudigd. Herr Schindlers gezicht kreeg ineens een geamuseerde, onderkennende uitdrukking - maar die was niet voldoende om de tere vriendschap in gevaar te brengen of Pfefferberg eraan te herinneren dat hij gewapend was. 'Ik zou er waarschijnlijk wel een paar voor u kunnen krijgen,' zei Pfefferberg, 'als u me uw maat geeft. Maar ik vrees dat mijn contactpersonen wel geld van tevoren zullen willen hebben.' Herr Schindler haalde, nog steeds met die blik van onderkenning in zijn ogen, zijn portefeuille te voorschijn en overhandigde Pfefferberg tweehonderd Reichsmark. Dat bedrag was eclatant te hoog en voldoende om er, zelfs bij Pfefferbergs opgedreven prijs, overhemden voor zeker tien magnaten mee te kopen. Maar Pfefferberg kende het spel en vertrok geen spier. 'U moet me uw maten geven,' zei hij. Een week later bracht Pfefferberg een dozijn zijden overhemden naar Schindlers verdieping aan de Straszewskiegostraat. In de woning was een knappe Duitse vrouw aanwezig, die aan Pfefferberg werd voorgesteld als Treuhander van een ijzerzaak in Krakau. Daarna zag Pfefferberg Oskar op een avond in gezelschap van een Poolse schoonheid met blond haar en grote ogen. Als er al een Frau Schindler was, verscheen ze in ieder geval zelfs niet nadat mevrouw Pfefferberg de woning opnieuw had gestoffeerd en behangen. Pfefferberg zelf werd een van Schindlers regelmatigste contacten met die markt in luxeartikelen - zijde, lijfsieraden, juwelen - die in de oude stad Krakau floreerde.
4
De volgende keer dat Itschak Stern Oskar Schindler ontmoette was op een morgen begin december. Schindlers aanvraag bij de Poolse handelskamer van Krakau was al ingediend, maar toch had Oskar tijd om een bezoek aan de kantoren van Buchheister te brengen en, na met Aue te hebben beraadslaagd, bij het bureau van Stern in het voorkantoor te komen staan, in zijn handen te klappen en met al enigszins beschonken klinkende stem aan te kondigen: 'Morgen gaat het beginnen. De Józefa- en Izaakastraat zullen er alles van weten!' Er waren in Kazimierz inderdaad een Józefastraat en een Izaakastraat. Die waren er in ieder getto, en Kazimierz was de locatie van het oude getto van Krakau, eens een eiland dat door Kazimierz de Grote aan de joodse gemeenschap was afgestaan, nu een nabije voorstad, genesteld in een bocht van de Weichsel. Herr Schindler boog zich over Stern heen, en Stern voelde zijn cognacwarme adem en dacht na over de vraag:
Wist Herr Schindler dat er iets in de Józefastraat en de Izaakastraat zou gebeuren ? Of schermde hij gewoon maar met die namen ?
In ieder geval onderging Stern een misselijk makend gevoel van teleurstelling. Herr Schindler riep een pogrom op en schepte er onduidelijk over op, als het ware om Stern op zijn plaats te zetten. Het was 3 december. Toen Oskar 'morgen' zei nam Stern aan dat hij dat woord niet gebruikte in de zin van 4 december, maar in de betekenis waarin dronkaards en profeten het altijd gebruikten, als iets dat heel snel zou, of voor den donder zou moeten, gebeuren. Niet meer dan een paar van degenen die Herr Schindlers benevelde waarschuwing hadden gehoord, of erover hadden gehoord, vatten die letterlijk op. Sommigen pakten 's avonds een koffer en brachten hun gezin de rivier over naar Podgórze. Wat Oskar betreft, hij had het gevoel dat hij hard nieuws met een zeker risico had doorgegeven. Hij had het uit ten minste twee bronnen, nieuwe vrienden van hem. De ene, een officier verbonden aan de staf van de SS-politiechef, was een politieman, wachtmeester Herman Toffel. De andere, Dieter Reeder, behoorde tot de staf van SD-chef Czurda. Deze contactpersonen waren allebei typerende voorbeelden van de sympathieke officieren die Oskar er altijd uit wist te pikken. Wat hij echter nooit goed heeft gekund is een uitleg geven van zijn motieven om Stern die dag in december toe te spreken. Later zou hij zeggen dat hij in de tijd van de Duitse bezetting van Bohemen en Moravië vaak genoeg had gezien dat joodse en Tsjechische bezittingen in beslag werden genomen en joden en Tsjechen met geweld werden verwijderd uit die gebieden van de Sudeten die als Duits werden beschouwd, om van ieder enthousiasme voor de Nieuwe Orde te worden genezen. Het feit dat hij het nieuws naar Stern liet uitlekken komt, veel meer dan het onbevestigde verhaal over de Nussbaums, in de buurt van een bewijs voor zijn beweringen. Ook moet hij, net als de joden van Krakau, hebben gehoopt dat het regime na zijn aanvankelijke razernij soepeler zou worden en de mensen lucht zou geven. Als de ernst van de SS-razzia's en -rooftochten de komende paar maanden zou kunnen worden verminderd door van tevoren informatie te laten uitlekken, dan zou het gezonde verstand in het voorjaar misschien weer de overhand krijgen. Tenslotte, hielden zowel Oskar als de joden zichzelf voor, waren de Duitsers een
beschaafde
natie. De invasie in Kazimierz door de
SS
zou bij Oskar echter een fundamentele weerzin opwekken - geen gevoel dat vooralsnog een al te directe invloed had op het niveau waarop hij zijn geld verdiende, vrouwen onderhield of met vrienden dineerde, maar wel een dat hem, naarmate de bedoelingen van de heersende macht duidelijker werden, zou leiden, obsederen, in gevaar brengen en verheffen. De operatie was ten dele bedoeld als strooptocht om aan sieraden en bont te komen. Er zouden ook wat huizen en verdiepingen in het rijkere grensgebied tussen Krakau en Kazimierz worden ontruimd. Maar meer nog dan voor deze praktische resultaten was die eerste
Aktion
bedoeld als dramatische waarschuwing aan de benarde bevolking van de oude joodse wijk. Daartoe zou, zei Reeder tegen Oskar, een klein detachement van de Einsatzgruppen met dezelfde trucks als de jongens van de plaatselijke ss en de militaire politie de Stradom af en Kazimierz in rijden. Er waren zes Einsatzgruppen met het invasieleger naar Polen gekomen. Het waren troepen voor speciale opdrachten, maar hun naam had fijne betekenisnuances, want het amorfe woord 'Einsatz' was rijk aan associaties - met uitdaging, het opnemen van een handschoen, ridderlijkheid. Deze troepen werden gerekruteerd uit de Sicherheits-dienst van Heydrich. Ze wisten al dat hun mandaat ruim was. Zes weken geleden had hun hoogste leider tegen generaal Wilhelm Keitel gezegd: 'In het gouvernement-generaal Polen zal een harde strijd om het bestaan der natie moeten worden gevoerd, die geen wettelijke beperkingen zal dulden.' De Einsatz-soldaten wisten dat, in de hoogdravende retoriek van hun leiders, een strijd om het bestaan der natie rassenoorlog betekende, net zoals 'Einsatz' zelf, Speciale Ridderlijke Opdracht, de hete loop van een geweer betekende. De Einsatz-ploeg die was aangewezen om die avond een actie in Kazimierz uit te voeren was een elite. Ze zouden het vuile werk van het doorzoeken van woningen op diamanten ringen en bontjassen overlaten aan de stukwerkers van de Krakause
SS.
Zijzelf zouden deelnemen aan een van radicalere symboliek vervulde activiteit, die te maken had met de instrumenten van de joodse cultuur zelf - dat wil zeggen, met de oude synagogen van Krakau. Ze zaten al een paar weken op zo'n 'Inzet' te wachten, net als de plaatselijke
SS
-Sonderkommandos,
ook aangewezen voor de eerste Aktion in Krakau, en de veiligheidspolitie van SD-chef Czurda. Het leger had met Heydrich en de hogere politiechefs onderhandeld over een uitstel van operaties totdat het bestuur over Polen van militaire in burgerlijke handen zou zijn overgegaan. Deze machtsovergang had nu plaatsgevonden, en in het hele land werden de Einsatz-ridders en Sonderkommandos losgelaten om met een passend gevoel voor rassengeschiedenis en professionele afstandelijkheid de oude joodse getto's binnen te trekken. Aan het einde van de straat waaraan de etage van Oskar lag verhief zich de rotsuitstulping Wawel met de vesting van waaruit Hans Frank heerste. En om de Poolse toekomst van Oskar te kunnen begrijpen is het nodig naar de relatie tussen Frank en de jonge militairen van SS en
sd
te kijken, en dan naar die tussen Frank en de joden van Krakau. In de eerste plaats had Frank geen directe heerschappij over deze speciale commando's die Kazimierz introkken. De politietroepen van Heinrich Himmler zouden, waar ze ook werkten, altijd hun eigen wetgevers zijn. Niet alleen zat hun onafhankelijke macht Frank dwars, hij was ook op praktische gronden tegen hen. Hij had net zo'n verfijnde afschuw van de joodse bevolking als ieder ander in de partij en vond de lieflijke stad Krakau onverdraaglijk vanwege de vele joden erin. In voorbije weken had hij geklaagd wanneer de autoriteiten het gouvernement-generaal, en vooral Krakau met zijn spoorwegknooppunt, probeerden te gebruiken als stortplaats voor joden uit de steden van het Wartheland, van Lódz en Posen. Maar hij geloofde niet dat de Einsatzgruppen of de Sonderkommandos het probleem met gangbare methoden werkelijk konden verkleinen. Het was Franks overtuiging, gedeeld met Himmler in bepaalde fasen van 'Heini's' grillige geestesleven, dat er één enkel, groot concentratiekamp voor joden zou moeten komen, dat dat minstens de stad Lublin en omstreken zou moeten zijn of, nog liever, het eiland Madagascar. De Polen zelf hadden altijd in Madagascar geloofd. In 1937 hadden de Poolse regeringsleiders een commissie uitgezonden om studie te maken van dat eiland met zijn hoge bergrug, zo ver van de kusten waar zij met hun Europese gevoeligheden woonden. Het Franse ministerie van Koloniën, waar Madagascar onder viel, was bereid van regering tot regering een overeenkomst over zo'n hervestiging aan te gaan, want een Madagascar dat met de joden van Europa zat volgepakt zou een prachtige exportmarkt vormen. De Zuidafrikaanse minister van Defensie, Oswald Pirow, was een tijdlang als eilandonderhandelaar tussen Hitler en Frankrijk opgetreden. Madagascar had daarom als oplossing een eerbiedwaardig verleden. Daar had Hans Frank zijn geld op gezet, en niet op de Einsatzgruppen. Want hun sporadische razzia's en massamoorden konden de Untermenschen-bevolking van Oost-Europa niet verminderen. In de tijd van de veldtocht rond Warschau hadden de Einsatzgruppen joden in de synagogen van Silezië opgehangen, hun ingewanden door watermarteling doen barsten, op sabbatavonden of feestdagen invallen in hun huizen gedaan, hun gebedslokken afgeknipt, hun gebedsmantels in brand gestoken, ze tegen een muur gezet. Het had haast niet geteld. Er waren vele aanwijzingen uit de geschiedenis, stelde Frank, dat bedreigde rassen zich over het algemeen in hoger tempo voortplantten dan de uitroeiers. De fallus was sneller dan het geweer. Wat niemand wist - noch de partijen in de bespreking, de goed opgeleide Einsatzgruppe-jongens achter in de ene truck, de niet erg verfijnde SS-jongens achter in een andere, de gelovigen 's avonds in de synagogen, noch Herr Oskar Schindler, op weg naar zijn huis aan de Straszewskiego om zich voor een diner te kleden - wat geen van hen wist en waar menig partijstrateeg nauwelijks op hoopte, was dat er een technologisch antwoord zou worden gevonden - dat een desinfecterend chemisch mengsel,
Zyklon-B,
Madagascar als oplossing zou verdringen. Er had zich een incident voorgedaan waarbij Hitlers lievelingsactrice en regisseuse Leni Riefenstahl betrokken was geweest. Ze was met een zwervende cameraploeg naar Lódz gekomen, kort na de val van de stad, en had gezien hoe een rij joden - zichtbare joden, het type met gebedslokken - met automatische wapens werd geëxecuteerd. Ze was direct naar de Führer toe gegaan, die in het zuidelijke legerhoofdkwartier verbleef, en had een scène gemaakt. Dat was het: de logistiek, de last van aantallen, de public relations-overwegingen -daardoor kwamen de Einsatz-jongens voor schut te staan. Maar Madagascar zou ook belachelijk lijken toen er eenmaal middelen waren ontdekt om op vaste plaatsen met adequate opruimvoorzieningen, waar een modieuze cineaste niet gemakkelijk op zou stuiten, aanzienlijke gaten te slaan in de Untermenschen-bevolking van Midden-Europa.