Schindlers list (7 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

 

Zoals Oskar in het voorkantoor van Buchheister Stern al had gewaarschuwd, voerde de SS in dejakoba en Izaaka enjózefa huis aan huis een economische oorlog. Ze braken woningen open, haalden kasten uit, sloegen de sloten van bureaus en pultrums stuk. Ze haalden kostbaarheden van vingers en halzen en uit horlogezakjes. Van een meisje dat haar bontjas niet wilde afstaan werd de arm gebroken; een jongen uit de Ciemnastraat die zijn ski's wilde houden werd doodgeschoten. Enkelen van degenen wier goederen werden afgepakt zouden, niet beseffend dat de s§ zonder wettelijke beperkingen opereerde, morgen op politiebureaus gaan klagen. Ergens, zei de geschiedenis hun, was wel een hogere officier met een beetje integriteit die zich zou generen en misschien zelfs een paar van die woestelingen discipline zou bijbrengen. Er zou een onderzoek moeten komen naar de kwestie van die jongen in de Ciemna en de vrouw wier neus met een wapenstok was gebroken. Terwijl de SS de woningblokken afwerkte trok de Einsatz-ploeg op naar de veertiende-eeuwse synagoge Stara Boznïca. Zoals verwacht troffen ze daar een vergadering van traditionele joden met baarden en zijlokken en gebedsmantels biddend aan. Ze brachten een aantal minder orthodoxen uit omringende huizen bijeen en dreven die ook naar binnen, alsof ze de reactie van de ene groep op de andere eens wilden bekijken. Onder degenen die de drempel van de Stara Boznïca over werden geduwd bevond zich de gangster Max Redlicht, die anders een oude tempel niet zou hebben betreden of daartoe zijn uitgenodigd. Ze stonden voor de ark, die twee polen van hetzelfde geslacht die elkaars gezelschap op een gewone dag stuitend zouden hebben gevonden. Een Einsatz-officier maakte de ark open en haalde de perkamenten thorarol eruit. De heterogene vergadering in de synagoge moest er in een rij langs lopen en ernaar spugen. Er mocht niet worden gedaan alsof - het speeksel moest op de kalligrafie te zien zijn. De orthodoxe joden namen een rationelere houding aan dan die anderen, de agnosten, de liberalen, de zogenaamde Europeanen. Het was voor de Einsatz-soldaten duidelijk dat de moderne joden bij de rol tegenstribbelden en zelfs hun blik probeerden te vangen, alsof ze wilden zeggen: Hé, kom, we zijn toch allemaal te ontwikkeld voor die onzin. De
SS
'ers hadden bij hun opleiding te horen gekregen dat het Europese karakter van liberale joden een vliesdunne façade was, en in de Stara Boznïca werd het bewijs daarvan geleverd door de afvallige tegenzin van degenen met een korte haardracht en eigentijdse kledij. Iedereen spuugde uiteindelijk, behalve Max Redlicht. De Einsatz-gruppeleden zagen dit misschien als een test die hun tijd wel waard was - een man die zichtbaar niet gelooft met spuug een boek te verloochenen dat hij met zijn verstand als geleuter van een oeroud geslacht beschouwt, maar waarvan zijn bloed hem zegt dat het toch heilig is. Kon een jood worden gered van de overtuigingen van zijn belachelijke bloed? Kon hij even helder denken als Kant? Dat was de test. Redlicht wilde er niet langs lopen. Hij hield een kort betoog. 'Ik heb heel wat gedaan. Maar dat doe ik niet.' Ze schoten hem het eerst en daarna de rest hoe dan ook dood, en staken het gebouw in brand, daarmee de oudste van alle Poolse synagogen tot een karkas makend.

 

5

 

Victoria Klonowska, een Poolse secretaresse, was de schoonheid van Oskars voorkantoor, en hij begon direct een langdurige verhouding met haar. Ingrid, zijn Duitse maïtresse, moet ervan afhebben geweten, net zo zeker als Emilie Schindler van Ingrid af wist. Want Oskar zou nooit een stiekeme minnaar zijn. Hij had een kinderlijke seksuele openheid. Het was niet dat hij opschepte. Het was dat hij het nooit nodig vond leugentjes te vertellen, hotels via de trap aan de achterkant binnen te sluipen, in de kleine uurtjes zachtjes bij een meisje aan te kloppen. Omdat Oskar nooit serieus tegen zijn vrouwen probeerde te liegen, waren hun keuzemogelijkheden beperkt; traditionele minneruzies waren moeilijk. Met het blonde haar opgestoken boven haar knappe, kiene, levendig opgemaakte gezicht zag Victoria Klonowska eruit als een van die luchthartige meisjes voor wie de ongemakken der geschiedenis een tijdelijke verstoring zijn van de zaken waarom het in het leven werkelijk gaat. In deze herfst van eenvoudige kleding liep Klonowska er frivool bij, in haar getailleerde jasje, blouse met ruches en nauwe rok. Toch was ze nuchter, efficiënt en handig. Ze was ook nationalistisch, op de robuuste Poolse manier. Ze zou uiteindelijk met de Duitse waardigheidsbekleders over vrijlating van haar Sudeten-minnaar uit SS-inrichtingen onderhandelen. Maar voor het ogenblik had Oskar een minder riskant karweitje voor haar. Hij merkte op dat hij graag een aardige kroeg of nachtclub in Krakau wilde vinden om vrienden mee naar toe te nemen. Geen
contactpersonen,
geen hoge lui van de Rüstungsinspektion. Echte vrienden. Een levendige tent waar ambtenaren van middelbare leeftijd zich niet vertoonden. Wist Klonowska zoiets? Ze ontdekte een prima jazzkelder in de smalle straatjes ten noorden van het Rynek, het stadsplein. Het was een zaak die altijd al populair was geweest bij de studenten en jongere docenten van de universiteit, maar Victoria was er zelf nog nooit geweest. De mannen van middelbare leeftijd die in vredestijd achter haar aan zaten wilden nooit naar een studentenhol. Als je wilde kon je een alkoof achter een gordijn huren voor privé-feestjes, onder dekking van de oerritmes van de band. Voor het vinden van deze muziekclub gaf Oskar Klonowska de bijnaam 'Columbus'. Het partijstandpunt ten aanzien van jazz was dat die niet alleen artistiek ontaard, maar ook de uitdrukking van een Afrikaanse, een minder dan menselijke dierlijkheid was. Het hoempapa van Weense walsen was de favoriete maat van SS en partijfunctionarissen, en jazzclubs meden ze angstvallig. Omstreeks Kerstmis 1939 gaf Oskar voor een aantal vrienden een feestje in de club. Net als andere instinctief contacten-cultiverende mensen zou hij het nooit moeilijk vinden met lieden te drinken die hij niet mocht. Maar die avond waren de gasten mensen die hij zeker mocht. Daarbij waren ze natuurlijk allemaal nuttige, lage maar niet onbelangrijke leden van uiteenlopende bezettingsinstanties; en allemaal min of meer dubbele ballingen - ze waren niet alleen van huis, maar voelden zich ook, thuis of in den vreemde, allemaal op verschillende manieren onbehaaglijk onder het regime. Er was bij voorbeeld een jonge Duitse landmeter van het departement van Binnenlandse Zaken van het gouvernement-generaal. Hij had de grenzen van Oskars emailfabriek in Zablocie aangegeven. Achter Oskars bedrijf, de Deutsche Emailwarenfabrik (
def
), lag een open terrein, waaraan twee andere fabrieken grensden, een kistenmakerij en een radiatorfabriek. Schindler was verrukt geweest toen hij van de landmeter vernam dat het braakliggende terrein grotendeels bij
def
hoorde. Visioenen van economische expansie dansten in zijn hoofd. De landmeter was natuurlijk uitgenodigd omdat hij een aardige vent was, omdat je met hem kon praten, omdat het wel handig kon zijn om hem te kennen met het oog op toekomstige bouwvergunningen. De politieman Herman Toffel was er ook, en de SD'er Reeder, en verder een jonge officier - ook een landmeter, Steinhauser geheten, van de Rüstungsinspektion. Oskar had die mensen ontmoet bij het aanvragen van de vergunningen die hij nodig had voor het openen van zijn fabriek, en sympathie voor hen opgevat. Hij had al drinkgelagen met hen genoten. Hij geloofde altijd dat de beste manier om de Gordiaanse knoop der bureaucratie los te maken, omkoperij daargelaten, een zuippartij was. Tenslotte waren er nog twee mannen van de Abwehr. De eerste was Eberhard Gebauer, de luitenant door wie Oskar een jaar eerder voor de Abwehr was geworven. De tweede was luitenant Martin Plathe van het hoofdkwartier van Canaris in Breslau. Het was door de werving van zijn vriend Gebauer geweest dat Herr Oskar Schindler voor het eerst had ontdekt wat een stad vol mogelijkheden Krakau was. De aanwezigheid van Gebauer en Plathe zou nog een bijproduct hebben. Oskar kwam nog steeds als agent in de boeken van de Abwehr voor en zou in de jaren dat hij in Krakau zat de stafleden van Canaris' bureau in Breslau tevreden houden door rapporten over het gedrag van hun rivalen in de SS aan hen op te sturen. Gebauer en Plathe zouden het feit dat hij een min of meer afvallige gendarme als Toffel en Reeder van de SD meenam als gunstig voor het inlichtingenwerk beschouwen, als een geschenk helemaal los van het goede gezelschap en de drank. Hoewel niet precies kan worden gezegd waarover de leden van het groepje die avond hebben gepraat, kan er aan de hand van wat Oskar later over ieder van hen heeft gezegd wel een plausibele reconstructie van worden gemaakt. Het was natuurlijk Gebauer die de toost instelde, en zei dat hij niet op regeringen, legers of potentaten zou drinken, maar op de emailfabriek van hun goede vriend Oskar Schindler. Dat deed hij omdat er, als het de fabriek voor de wind ging, meer feestjes zouden zijn, feestjes a la Schindler, de beste die je je kon voorstellen. Maar nadat de heildronk was uitgebracht kwam als vanzelf het onderwerp ter sprake dat alle niveaus der burgerlijke bureaucratie in verlegenheid bracht of obsedeerde. De joden. Toffel en Reeder hadden overdag op station Mogilska toezicht gehouden op het uitladen van Polen en joden uit treinen vanuit het westen. Die mensen waren hierheen vervoerd vanuit de Opgenomen Gebieden, pasveroverde streken die in het verleden Duits waren geweest. Toffel maakte zich niet druk om het comfort van de passagiers in de veewagons van de
Ostbahn,
al erkende hij dat het weer koud was geweest. Maar het transporteren van hele volksstammen in wagons voor levende have was voor iedereen nieuw, en de rijtuigen zaten nog niet onmenselijk vol. Wat Toffel echter in verwarring bracht was de politiek achter de hele zaak. Er gaat een hardnekkig gerucht, zei Toffel, dat we in oorlog zijn. En midden in die oorlog voelen de Opgenomen Gebieden zich verdomme te goed om een paar Polen en een half miljoen joden voor lief te nemen. 'Het hele systeem van de Ostbahn,' zei Toffel, 'moet worden omgegooid om ze aan óns over te leveren.' De mannen van de Abwehr luisterden met een vage glimlach toe. Voor de SS mocht de interne vijand dan de Jood zijn, voor de mannen van Canaris was het de SS. De SS, zei Toffel, had het hele spoorwegnet vanaf 15 november gereserveerd. Over zijn bureau in de Pomorskastraat waren boze ss-me-moranda gegaan, die aan legerfunctionarissen waren gericht en waarin werd geklaagd dat het leger zijn verplichtingen niet nakwam, en met het gebruik van de Ostbahn twee weken op het tijdsschema achterlag. Godnogantoe, zei Toffel, moest het leger het spoorwegnet niet als eerste, en zo lang als het maar wilde, kunnen gebruiken? Hoe moest het zich anders naar het oosten en het westen verspreiden? vroeg Toffel opgewonden drinkend. Op fietsen soms? Oskar zag half geamuseerd dat de mannen van de Abwehr geen commentaar gaven. Ze verdachten Toffel ervan een val te zijn, in plaats van dat hij gewoon dronken was. De landmeter en de man van de Rüstungsinspektion stelden Toffel een paar vragen over die merkwaardige treinen die op Mogilska aankwamen. Spoedig zou zulk vervoer niet meer de moeite van het bespreken waard zijn, omdat mensentransporten een geijkt onderdeel van de hervestigingspolitiek zouden worden. Maar op de avond van Oskars kerstfeestje waren ze nog een nieuwigheid. 'Ze noemen het
concentratie
,' zei Toffel. 'Dat is het woord dat je in de stukken tegenkomt.
Concentratie.
Ik noem het verdomme een obsessie.' De eigenaar van de jazzclub bracht borden met haring en saus binnen. De vis ging er met de vurige wijn goed in, en terwijl ze hem opschrokten sprak Gebauer over de Joodse Raden die op bevel van gouverneur Frank in iedere gemeenschap werden opgezet. In steden als Warschau en Krakau had de
Judenrat
vierentwintig gekozen leden, die persoonlijk verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de bevelen van het regime. De Joodse Raad van Krakau bestond nog geen maand; Marek Biberstein, een gerespecteerde gemeentelijke autoriteit, was tot voorzitter ervan benoemd. Maar, merkte Gebauer op, hij had gehoord dat de Raad de burcht Wawel al had benaderd met een plan voor een joods werkrooster. De Raad zou de werkcommando's voor het graven van greppels en latrines en het ruimen van sneeuw leveren. Vond iedereen dat niet buitengewoon medewerkingsgezind van de Raad? Helemaal niet, zei genieofficier Steinhauser van de Rüstungsinspektion. De Raad dacht dat er, als hij de werkploegen leverde, een einde zou komen aan de willekeurige ronselpraktijken. Dat geronsel leidde tot slaag en soms tot een kogel in het hoofd. Daar was Martin Plathe het mee eens. Ze werken mee om erger te voorkomen, zei hij. Het is hun methode - dat moet je snappen. Ze hadden de burgerlijke autoriteiten altijd afgekocht door met ze mee te werken en dan te onderhandelen. Gebauer leek eropuit Toffel en Reeder om de tuin te leiden door nader op dat punt in te gaan, door ten aanzien van de joden een hartstochtelijker analyticus te lijken dan hij in werkelijkheid was. 'Ik zal jullie zeggen wat ik met medewerking bedoel,' zei hij. 'Frank vaardigt een verordening uit waarin van alle joden in het gouvernement-generaal wordt geëist dat ze een ster dragen. Die verordening is nog maar een paar weken oud. Maar in Warschau heb je al een joodse fabrikant die ze van afwasbaar plastic voor drie zloty per stuk brouwt, 't Is of ze er geen idee van hebben wat voor soort wet het is. 't Is alsof dat ding een embleem van een fietsclub was.' Daarop werd geopperd dat het, aangezien Oskar in de emailhandel zat, misschien mogelijk was in zijn fabriek een luxe-insigne van email te drukken en het te verkopen via de ijzerhandel waarvan zijn vriendin Ingrid bewindvoerster was. Iemand merkte op dat de ster hún nationale embleem was, het embleem van een staat die door de Romeinen was vernietigd en nu alleen nog maar in de gedachten van zionisten bestond. Dus misschien droegen de mensen de ster wel met trots. 'Het punt is,' zei Gebauer, 'dat ze geen organisatie hebben om zichzelf te redden. Ze hebben wel een soort organisaties om een storm het hoofd te bieden, maar deze wordt anders. Deze storm wordt geleid door de SS.' Gebauer klonk weer alsof hij, zonder al te bloemrijk te worden, zijn instemming met de professionele grondigheid van de SS betuigde. 'Ach kom,' zei Plathe, 'het ergste wat ze kan overkomen is dat ze naar Madagascar worden gestuurd, waar het beter weer is dan in Krakau.' 'Ik geloof niet dat ze Madagascar ooit zullen zien,' zei Gebauer. Oskar wilde dat er over iets anders werd gepraat. Was het niet zijn feestje? In feite had Oskar in de bar van hotel Cracovia Gebauer al eens aan een joodse zakenman vervalste papieren voor een vlucht naar Hongarije zien overhandigen. Misschien streek Gebauer er iets voor op, al leek hij moreel te fijnzinnig om handel in officiële papieren te drijven, een handtekening, een stempel te verkopen. Maar het stond wel vast dat hij, ondanks zijn spel tegenover Toffel, geen jodenhater was. En dat was geen van hen. Op Kerstmis 1939 vond Oskar hen gewoon een verademing na het gebral der officiële politiek. Later zouden ze positievere functies krijgen.

Other books

Theodosia and the Serpents of Chaos-Theo 1 by R. L. Lafevers, Yoko Tanaka
Revenge of the Rose by Nicole Galland
Jingo Django by Sid Fleischman
Mia the Melodramatic by Eileen Boggess
Fly Away Home by Jennifer Weiner
The Beet Fields by Gary Paulsen
Bull Running For Girlsl by Allyson Bird
Reinventing Jane Porter by Dominique Adair