Schindlers list (48 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

 

Oskars contacten met de Schindler-joden gingen op jaarbasis voort. Het was een kwestie van de seizoenen - de ene helft van het jaar was hij de Israëlische vlinder, de andere helft de haveloze van Frankfort. Hij zat voortdurend in geldnood. Een comité in Tel Aviv waar Itschak Stern, Jakob Sternberg en Mosje Bejski weer lid van waren bleef de Westduitse overheid bewerken om Oskar een adequate uitkering te geven. De gronden voor hun oproep waren zijn heldhaftigheid in de oorlog, de bezittingen die hij was kwijtgeraakt en zijn inmiddels broze gezondheid. De eerste officiële reactie van de Westduitse regering was echter dat hij in 1966 met het Kruis van Verdienste werd onderscheiden tijdens een plechtigheid die door Konrad Adenauer werd geleid. Pas op 1 juli 1968 had het ministerie van Financiën het genoegen hem mede te delen dat het hem vanaf die datum een uitkering van tweehonderd mark per maand zou betalen. Drie maanden later werd de uitkeringstrekker Schindler door de bisschop van Limburg benoemd tot ridder in de pauselijke orde van de Heilige Silvester. Oskar was nog steeds bereid met het bondsministerie van Justitie samen te werken bij de vervolging van oorlogsmisdadigers. Daarin schijnt hij onverzoenlijk te zijn geweest. Op zijn verjaardag in 1967 gaf hij vertrouwelijke informatie over veel personeelsleden van
KL
Plaszów. Uit het afschrift van zijn getuigenis van die datum blijkt dat hij niet aarzelt te getuigen, maar ook dat hij een gewetensvol getuige is. Als hij over een bepaalde SS'er niets of weinig weet, zegt hij dat. Hij zegt het van Amthor, van de ss'er Zugsburger, van Fraulein Ohnesorge, een der heetgebakerde opzichtsters. Maar hij aarzelt niet Bosch een moordenaar en een uitbuiter te noemen en zegt dat hij Bosch in 1946 op een station in München had herkend, naar hem toe was gegaan en gevraagd had of hij - na Plaszów - nog kon slapen. Oskar zegt dat Bosch op dat moment onder een Oostduits paspoort leefde. Een opzichter genaamd Mohwinkel, vertegenwoordiger in Plaszów van de Deutsche Ausrüstungswerke, wordt ook ronduit veroordeeld - 'Intelligent maar wreed,' zegt Oskar van hem. Over Goeths lijfwacht, Grün, vertelt hij het verhaal van de poging tot executie van de Emalia-gevangene Lamus, die hij zelf had voorkomen door hem wodka cadeau te doen. (Het is een verhaal waarvan een groot aantal gevangenen in hun verklaringen in Jad Was jem ook melding maken.) Over de onderofficier Ritschek zegt Oskar dat hij een slechte reputatie heeft, maar dat hij zelf niets van zijn misdaden af weet. Hij weet ook niet zeker of de foto die hem op het ministerie van Justitie werd getoond wel van Ritschek is. Er is er maar één op de lijst van Justitie voor wie Oskar een onvoorwaardelijke aanbeveling over heeft. Dat is de ingenieur Huth, die hem tijdens zijn laatste arrestatie had geholpen. Over Huth, zegt hij, werd door de gevangenen zelf met veel respect en lof gesproken. Toen hij de zestig passeerde begon hij voor de Duitse Vrienden van de Hebreeuwse Universiteit te werken. Die inschakeling was het gevolg van aandrang van die Schindlerijoden die Oskars leven een nieuw doel probeerden te geven. Hij begon in West-Duitsland gelden in te zamelen. Zijn vermogen om functionarissen en zakenlui door charme en vleierij tot toezeggingen te bewegen werd wederom in praktijk gebracht. Hij hielp ook bij het opzetten van een programma voor de uitwisseling van Duitse en Israëlische kinderen. Ondanks zijn precaire gezondheidstoestand leefde en dronk hij nog steeds als een jonge man. Hij was verliefd op een Duitse vrouw, An-nemarie, die hij in het King David-hotel in Jeruzalem had ontmoet. Zij zou de emotionele spil van zijn latere leven worden. Zijn vrouw, Emilie, woonde zonder financiële hulp van hem nog in haar huisje in San Vicente, ten zuiden van Buenos Aires. Ze woont er in de tijd dat dit boek wordt geschreven nog steeds. Net als in Brinnlitz is ze iemand van rustige waardigheid. In een documentaire die de Duitse televisie in 1973 heeft gemaakt sprak ze - zonder een spoor van de bitterheid en gegriefdheid van de in de steek gelaten vrouw -over Oskar en Brinnlitz, over haar eigen gedrag in Brinnlitz. Ze merkte scherpzinnig op dat Oskar voor de oorlog niets verbluffends had gedaan en erna onopvallend was geweest. Hij had dus geluk gehad dat hij in de korte, heftige periode tussen 1939 en 1945 mensen was tegengekomen die zijn dieper gelegen talenten boven riepen. Bij een bezoek dat Oskar in 1972 aan het Newyorkse hoofdkantoor van de Amerikaanse Vrienden van de Hebreeuwse Universiteit bracht, voerden drie Schindler-joden, compagnons bij een grote bouwonderneming in New Jersey, een groep van vijfenzeventig andere Schindler-gevangenen aan bij het inzamelen van honderdtwintigduizend dollar om een verdieping van het Truman Onderzoekscentrum van de Hebreeuwse Universiteit aan Oskar te wijden. Op die verdieping zou een Levensboek met een verslag van Oskars reddingen en een lijst der geredden worden ondergebracht. Twee van die compagnons, Murray Pantirer en Isak Levenstein, waren zestien jaar geweest toen Oskar hen naar Brinnlitz bracht. Nu waren Oskars kinderen zijn ouders geworden, zijn beste toevlucht, zijn bron van eer. Hij was zwaar ziek. De mannen die arts in Brinnlitz waren geweest -Alexander Biberstein bij voorbeeld - wisten het. Een van hen waarschuwde Oskars naaste vrienden: 'De man zou al dood moeten zijn. Zijn hart werkt alleen nog uit koppigheid.' In oktober 1974 stortte hij in zijn woninkje bij het station van Frankfort in en stierf op 9 oktober in een ziekenhuis. Zijn overlijdensakte vermeldt dat de uiteindelijke attaque door vergevorderde verkalking van de hersen- en hartvaten was veroorzaakt. In zijn testament werd een wens kenbaar gemaakt die hij al tegenover een aantal Schindler-joden had uitgesproken - dat hij in Jeruzalem zou worden begraven. Binnen twee weken had de franciscaner parochiepriester van Jeruzalem er toestemming voor gegeven dat Herr Oskar Schindler, een der minst gehoorzame zonen van de Kerk, op de Latijnse begraafplaats van Jeruzalem zou worden begraven. Er ging nog een maand voorbij voordat Oskars lichaam in een loden kist door de smalle straatjes van de Oude Stad van Jeruzalem werd gedragen, op weg naar de katholieke begraafplaats, die in zuidelijke richting uitzicht biedt over het Hinnomsdal, dat in het Nieuwe Testament Gehenna heet. Op de persfoto van de processie zijn - te midden van een stroom andere Schindler-joden - Itschak Stern, Mosje Bejski, Helen Hirsch, Jakob Sternberg en Juda Dresner te zien. Er werd op ieder continent om hem gerouwd.

 

Other books

Bloodheir by Brian Ruckley
The Spanked Wives Club by Trent Evans
Spider's Web by Ben Cheetham
Adorkable by Sarra Manning
My Dream Man by Marie Solka
Voices of Dragons by Carrie Vaughn
Pagan in Exile by Catherine Jinks