Schindlers list (40 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

 

34

 

De artsen in de Krankenstube waren de doktoren Hilfstein, Handier, Lewkowicz en Biberstein. Ze maakten zich allemaal zorgen over de grote kans op het uitbreken van vlektyfus. Want vlektyfus was niet alleen een gevaar voor de gezondheid. Het was, bij verordening, een reden om Brinnlitz te sluiten, om de besmetten weer in de veewagons te zetten en af te voeren om in de 'Achtung Typhus!'-barak in Birke-nau te sterven. Bij een van Oskars ochtendbezoeken aan de ziekenafdeling, ongeveer een week na de aankomst der vrouwen, vertelde Biberstein hem dat er nog twee mogelijke gevallen bij de vrouwen waren. Hoofdpijn, koorts, onbehaaglijkheid, algemene pijnen door het hele lichaam - dat was allemaal begonnen. Biberstein verwachtte dat de karakteristieke tyfusuitslag binnen enkele dagen zou verschijnen. Deze twee zouden ergens in de fabriek moeten worden geïsoleerd. Biberstein hoefde Oskar niet al te veel huisonderricht inzake vlektyfus te geven. Vlektyfus werd overgebracht door luizenbeten. De gevangenen werden door niet te beheersen luizenbevolkingen geteisterd. De incubatietijd van de ziekte bedroeg misschien twee weken. De incubatie was nu wellicht al bij tien, bij honderd gevangenen aan de gang. Zelfs nadat de nieuwe stapelbedden waren geïnstalleerd lagen de mensen nog te dicht op elkaar. Geliefden brachten de kwaadaardige luizen op elkaar over wanneer ze elkaar snel en heimelijk in een verborgen hoekje van de fabriek ontmoetten. De tyfusluizen hadden wilde zwerfneigingen. Het zag er nu naar uit dat hun energie die van Oskar mat zou kunnen zetten. Zodat het geen loos administratief bevel was toen Oskar opdracht gaf om boven een ontluizingsafdeling - douches, een wasserij om kleren uit te koken, een ontsmettingsinrichting - aan te leggen. De afdeling moest werken op vanuit de kelders via buizen omhooggevoerde hete stoom. De lassers moesten dubbele werktijden aan het project werken. Ze deden het met graagte, want de
heimelijke
bedrijvigheid van Brinnlitz werd gekenmerkt door werkwilligheid. De officiële bedrijvigheid werd misschien gesymboliseerd door de Hilo-machines die zich op de pasgestorte fabrieksvloer verhieven. Het was in het belang van de gevangenen en van Oskar, zoals Mosje Bejski later opmerkte, dat die machines naar behoren werden geïnstalleerd, omdat het kamp er een overtuigende fagade door kreeg. Maar het was de bedrijvigheid waarvoor geen vergunning was afgegeven die telde. De vrouwen breiden kleren van wol die uit de achtergelaten zakken van Hoffman werd geroofd. Er even mee ophouden en er als industriearbeidsters uitzien deden ze alleen wanneer er een SS-officier of - onderofficier door de fabriek liep, op weg naar het kantoor van de Herr Direktor, of wanneer Fuchs en Schoenbrun, de onbekwame burgerwerktuigkundigen ('Konden niet tippen aan onze werktuigkundigen,' zou een gevangene later zeggen) uit hun kantoren kwamen. De Oskar van Brinnlitz was nog altijd de Oskar die oude Emalia-arbeiders zich herinnerden. Een bon-vivant, een man van lichtzinnige gewoonten. Aan het einde van hun dienst gingen Mandel en Pfefferberg, oververhit van het monteren van de buizen voor de stoom, naar een watertank hoog bovenin, bij het dak van de fabriek. Ze kwamen er via ladders en een smal looppad. Het water daar boven was warm, en wanneer je erin was geklommen kon je vanaf de grond niet worden gezien. Toen ze zich optrokken zagen de lassers tot hun grote verbazing dat de kuip al bezet was. Oskar dreef er naakt en enorm. Een SS-blondine, degene die Regina Horowitz met een broche had omgekocht, was daar, met haar naakte borsten aan de oppervlakte dobberend, bij hem in het water. Oskar bemerkte hen en keek openhartig naar hen op. Het begrip seksuele schaamte was voor hem zoiets als het existentialisme: heel achtenswaardig, maar moeilijk te vatten. Zonder kleren, merkten de lassers op, was de vrouw verrukkelijk. Ze verontschuldigden zich en vertrokken hoofdschuddend, zachtjes fluitend, lachend als schooljongens. Boven hun hoofden minnekoosde Oskar als Zeus.

 

Toen de epidemie uitbleef, dankte Biberstein dat aan de ontluizingsafdeling van Brinnlitz. Toen de dysenterie geleidelijk verdween, dankte hij het aan het voedsel. In een getuigenis in de archieven van Jad Was jem verklaart Biberstein dat het dagelijkse rantsoen bij het begin van het kamp meer dan 2000 calorieën bevatte. Op het hele ellendige, in de greep van de winter verkerende Europese vasteland kregen alleen de joden van Brinnlitz dit levenbestendigende eten. Onder de miljoenen hadden alleen de duizend van Schindler soep met substantie. Er was ook pap. Aan het einde van de straat vanaf het kamp, bij de rivier waar Oskars monteurs onlangs illegale drank in hadden gegooid, stond een molen. Gewapend met een werkpas kon een gevangene erheen kuieren voor een boodschap van deze of gene afdeling van
d e f
. Mundek Korn herinnert zich dat hij volgeladen met voedsel naar het kamp terugkeerde. Bij de molen bond je gewoon je broek bij de enkels vast en maakte je riem los. Dan schepte je vriend hem vol havermout. Je maakte de riem weer vast en ging naar het kamp terug - als een prachtig reservoir, onbetaalbaar terwijl je ietwat wijdbeens langs de schildwachten de dependance inliep. Binnen maakte men je broekspijpen los en liet de havermout in potten uitstromen. Op de tekenafdeling waren de jonge Bejski en Josef Bau al begonnen met het vervalsen van kamppassen van het type waardoor men de molen voor zich kon laten draaien. Oskar wandelde op een dag binnen en liet Bejski documenten zien met het stempel van de rantsoeneringsinstantie van het gouvernement-generaal. Oskars beste contacten voor zwarte-marktvoedsel lagen nog altijd in de regio Krakau. Hij kon verzendingen telefonisch regelen. Maar bij de Moravische grens moest je uitklaringspapieren van het ministerie van Voedsel en Landbouw van het gouvernement-generaal overleggen. Oskar wees op het stempel op de stukken in zijn hand. Zou je zo'n stempel kunnen maken? vroeg hij Bejski. Bejski was een vakman. Hij kon met weinig slaap werken. Nu produceerde hij voor Oskar het eerste van de vele officiële stempels die hij zou vervaardigen. Zijn gereedschappen waren scheermesjes en verschillende snij-instrumentjes. Zijn stempels werden de symbolen van een ongekende bureaucratie van Brinnlitz zelf. Hij sneed stempels van het gouvernement-generaal, van de gouverneur van Moravië, stempels om valse reisvergunningen te sieren, zodat gevangenen per vrachtwagen naar Brno of Olomouc konden rijden om ladingen brood, zwarte-marktbenzine, meel of stof of sigaretten op te halen. Leon Salpeter, een apotheker uit Krakau, eens lid van Marek Bibersteins Joodse Raad, beheerde het magazijn van Brinnlitz. Hier werden de miezerige, door Hassebroeck vanuit Gross-Rosen opgestuurde voorraden bewaard, samen met aanvullende groenten, meel, graanprodukten die Oskar kocht met behulp van Bejski's minutieus nauwkeurige rubberstempels, waarop de adelaar en het hakenkruis van het regime precies waren ingesneden.

'

U moet niet vergeten,' zei een bewoner van Oskars kamp, 'dat Brinnlitz zwaar was. Maar vergeleken bij elders - het paradijs!' De gevangenen schijnen te hebben beseft dat voedsel overal schaars was; zelfs buiten het kamp waren weinigen verzadigd. En Oskar? Verminderde Oskar zijn rantsoenen tot hetzelfde niveau als dat der gevangenen? Het antwoord is welwillend gelach. '
Oskar?
Waarom zou Oskar zijn rantsoenen verminderen? Hij was de Herr Direktor. Wie waren wij dat we aanmerkingen op zijn maaltijden zouden maken?' En dan gefrons, voor het geval je die houding te slaafs vindt. 'U begrijpt het niet. We waren dankbaar dat we daar waren. Een andere plaats was er niet.'

 

Net als in het begin van zijn huwelijk lag het nog steeds in Oskars aard om van huis te zijn, en er waren perioden dat hij uit Brinnlitz weg was. Soms bleef Stern, indiener van de dagelijkse verzoeken, de hele nacht op hem wachten. In Oskars appartement hielden Itschak en Emilie wacht. De geleerde boekhouder legde Oskars rondzwervingen altijd op de meest loyale wijze uit. Jaren later zou Stern in een toespraak zeggen: 'Hij reed dag en nacht, niet alleen om voedsel voor de joden van het kamp Brinnlitz te kopen - met behulp van valse papieren die door een der gevangenen waren gemaakt - maar ook om wapens en munitie voor ons aan te schaffen voor het geval de SS het plan zou opvatten ons tijdens hun aftocht dood te schieten.' Het beeld van een rusteloos zorgende Herr Direktor pleit voor Itschaks liefde en loyaliteit. Maar Emilie zal wel hebben begrepen dat niet alle perioden van afwezigheid met Oskars vorm van menslievende zwendel te maken hadden. Tijdens een van Oskars verloven werd de negentienjarige Janek Dresner van sabotage beticht. In feite wist Dresner niets van metaalarbeid af. In Plaszów had hij zijn tijd in de ontluizingsinrichting gesleten met het uitdelen van handdoeken aan SS 'ers die voor een douche en sauna kwamen, en met het uitkoken van onder de luizen zittende kleren van gevangenen. (Door de beet van een luis had hij vlektyfus gehad, en het er alleen maar levend afgebracht doordat zijn neef, dokter Schindel, hem in de ziekenbarak voor een anginageval had laten doorgaan.) De vermeende sabotage deed zich voor doordat de werktuigkundige Schoenbrun, de Duitse opzichter, hem van zijn draaibank overplaatste naar een der grotere metaalpersen. Het had de werktuigkundigen een week gekost om deze machine af te stellen, en de eerste keer dat Dresner op de startknop drukte en de machine ging gebruiken veroorzaakte hij kortsluiting en liet een der platen breken. Schoenbrun voer tegen de jongen uit en ging naar het kantoor om een vernietigend rapport te schrijven. Schoenbruns aanklacht werd uitgetypt en afschriften ervan werden geadresseerd aan de Afdelingen D en W in Oranienburg, aan Hassebroeck in Gross-Rosen en aan Untersturmführer Liepold in zijn kantoor bij de fabriekspoort. De volgende ochtend was Oskar nog steeds niet thuisgekomen. In plaats van de rapporten op de post te doen haalde Stern ze dus uit de postzak van het kantoor en verborg ze. De aan Liepold geadresseerde klacht was al persoonlijk bezorgd, maar Liepold was althans correct volgens de normen van de organisatie die hij diende en kon de jongen pas ophangen wanneer hij iets van Oranienburg en Hassebroeck had vernomen. Twee dagen later was Oskar nog steeds niet verschenen. 'Het moet wel een feestje zijn!' zeiden de schertslustigen in de fabriek tegen elkaar. Op een of andere manier ontdekte Schoenbrun dat Itschak de brieven achterhield. Hij liep tierend door het kantoor en zei tegen Stern dat diens naam aan de rapporten zou worden toegevoegd. Stern leek een mens van onbeperkte kalmte, en toen Schoenbrun was uitgeraasd zei hij tegen de werktuigkundige dat hij de rapporten uit de postzak had gehaald omdat hij vond dat de Herr Direktor beleefdheidshalve van hun inhoud op de hoogte moest worden gesteld voordat ze werden verstuurd. De Herr Direktor, zei Stern, zou het natuurlijk vreselijk vinden te ontdekken dat een gevangene voor tienduizend Reichsmark schade aan een van zijn machines had toegebracht. Het leek niet meer dan billijk, zei Stern, dat Herr Schindler de kans zou krijgen zijn eigen opmerkingen aan het rapport toe te voegen. Tenslotte reed Oskar door de poort naar binnen. Stern onderschepte hem en vertelde hem over de beschuldigingen van Schoenbrun. Untersturmführer Liepold had ook op een onderhoud met Schindler gewacht en popelde om zijn gezag binnen de fabriek te laten gelden, om het geval Janek Dresner als voorwendsel te gebruiken. Ik leid het verhoor, zei Liepold tegen Oskar. U, Herr Direktor, levert een getekende verklaring waarin de omvang van de schade wordt bevestigd. Wacht even, zei Oskar. Het is mijn machine die stuk is. Ik ben degene die het verhoor leidt. Liepold betoogde dat de gevangene onder de jurisdictie van Afdeling D viel. Maar de machine, antwoordde Oskar, viel onder het gezag van de Rüstungsinspektion. Bovendien kon hij echt geen proces in de fabriek toestaan. Als Brinnlitz een chemische of een kledingfabriek was geweest, zou het misschien niet veel effect op de productie hebben. Maar dit was een munitiefabriek die zich met de fabricage van geheime onderdelen bezighield. 'Ik wil niet dat mijn personeel wordt gestoord,' zei Oskar. Het was een woordenstrijd die Oskar won, misschien omdat Liepold toegaf. De Untersturmführer was bang voor Oskars contactpersonen. Dus kwam de rechtbank 's avonds in de machineafdeling van
DEF
bijeen; hij bestond uit Herr Oskar Schindler als president en de heren Schoenbrun en Fuchs. Een jong Duits meisje zat terzijde van de gerechtelijke tafel om aantekeningen te maken, en toen de jonge Dresner werd binnengebracht, zag hij een plechtige, voltallige rechtbank voor zich. Wat Janek volgens een door Afdeling D op 11 april 1944 uitgevaardigde verordening te wachten stond was het eerste, cruciale stadium van een proces dat er, na een rapport aan Hassebroeck en antwoord van Oranienburg, mee zou moeten eindigen dat hij in de fabriek werd opgehangen voor de ogen van alle arbeiders van Brinnlitz, onder wie zijn ouders en zusje. Janek merkte dat Oskar vandaag niets van die vertrouwelijkheid van de werkvloer had. De Herr Direktor las Schoenbruns rapport over de sabotage hardop voor. Janek kende Oskar voornamelijk uit de berichten van anderen, vooral van zijn vader, en kon nu niet bepalen wat het betekende dat Oskar de beschuldigingen van Schoenbrun met een uitgestreken gezicht voorlas. Treurde Oskar werkelijk om de kapotte machine? Of was het allemaal gewoon toneel? Toen de Herr Direktor was uitgelezen begon hij vragen te stellen. Dresner kon niet veel terugzeggen. Hij voerde aan dat hij niet met de machine vertrouwd was. Er had zich een probleem bij de instelling voorgedaan, legde hij uit. Hij was te gretig geweest en had een fout gemaakt. Hij verzekerde de Herr Direktor dat hij geen enkele reden had om de machinerie te willen saboteren. Als je niet in wapenfabricage geschoold bent, zei Schoenbrun, hoor je hier niet thuis. De Herr Direktor heeft me verzekerd dat jullie, de gevangenen, allemaal ervaring in de wapenindustrie hadden. Toch beweer je hier, Hafüing Dresner, dat je ondeskundig bent. Met een boos gebaar beval Schindler de gevangene precies te beschrijven wat hij op de avond van het vergrijp had gedaan. Dresner begon te praten over de voorbereidingen voor het op gang brengen van de machine, het instellen, het droog repeteren met de regelaars, het inschakelen van de stroom, het plotseling op hol slaan van de motor, het barsten van het mechanisme. Schindler werd steeds rustelozer onder Dresners woorden en begon heen en weer te lopen, ondertussen woedend naar de jongen kijkend. Dresner beschreef een verandering die hij aan een der regulateurs had aangebracht toen Schindler met gebalde vuisten en vlammende ogen bleef staan. Wat zei je? vroeg hij de jongen. Dresner herhaalde wat hij had gezegd: Ik stelde de drukregelaar bij, Herr Direktor. Oskar liep op hem af en sloeg hem tegen de zijkant van zijn kaak. Dresners hoofd gonsde, maar triomfantelijk, want Oskar had - met zijn rug naar zijn mederechters - naar hem geknipoogd op een manier die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar was. Daarop begon hij met zijn grote armen te zwaaien en stuurde de jongen weg. 'De stommiteit van jullie verrekkelingen!' bulderde hij al die tijd. 'Het is niet te geloven!' Hij draaide zich om en keek smekend naar Schoenbrun en Fuchs, alsof die zijn enige bondgenoten waren. 'Ik wóu dat ze intelligent genoeg waren om een machine te saboteren. Dan kon ik ze tenminste op hun donder geven! Maar wat kun je met die lui? Ze zijn een volkomen tijdverspilling.' Oskars vuist balde zich weer, en Dresner deinsde achteruit bij het idee van nog een linkse directe.
'Hoepel op?
schreeuwde Oskar. Toen Dresner de deur uit ging hoorde hij Oskar tegen de anderen zeggen dat het beter was de hele zaak maar te vergeten. 'Boven heb ik nog wat goede Martell,' zei hij. Deze handige ondermijning van het proces was voor Liepold en Schoenbrun misschien niet zo bevredigend. Want de zitting had geen formele conclusie opgeleverd, was niet met een vonnis geëindigd. Maar ze konden niet klagen dat Oskar een verhoor uit de weg was gegaan, of zich er met een jantje-van-leiden van had afgemaakt. Het verslag dat Dresner later in zijn leven heeft gegeven doet het vermoeden rijzen dat de levens der gevangenen in Brinnlitz is behouden door een serie stunts die elkaar zo snel opvolgden dat het bijna toverij was. Maar om strikt de waarheid te zeggen was Brinnlitz, als gevangenenkamp en als fabrieksonderneming, zelf van nature en in letterlijke zin de enige langdurige, verbijsterende, volslagen voordegekhouderij.

Other books

Private North by Tess Oliver
Flesh and Spirit by Carol Berg
Faith by John Love
Petal's Problems by Lauren Baratz-Logsted
Bigfoot War 3: Food Chain by Brown, Eric S.
The Collected Stories of Amy Hempel by Amy Hempel and Rick Moody
The Forest Laird by Jack Whyte