Authors: Thomas Keneally
38
In de uren na Oskars toespraak begon het SS-garnizoen te deserteren. Binnen de fabriek waren de door Oskar verschafte wapens al uitgedeeld aan de commando's die uit de Budzyners en andere groepen van de kampbevolking waren geselecteerd. Maar liever dan een ritueel gevecht met de SS'ers te leveren hoopte men hen te kunnen ontwapenen. Het zou niet verstandig zijn, zoals Oskar had uitgelegd, om terugtrekkende en verbitterde eenheden naar de poort toe te lokken. Maar tenzij er zoiets vreemdsoortigs als een overeenkomst werd bereikt, zouden de torens uiteindelijk met granaten moeten worden bestormd. In werkelijkheid echter hoefden de commando's de ontwapening waarover Oskar had gesproken alleen maar formeel te verrichten. De bewakers bij de hoofdpoort gaven hun wapens bijna dankbaar af. Op de donkere trap naar de SS-kazerne werd commandant Motzek door Poldek Pfefferberg en een gevangene genaamd Jusek Horn ontwapend; Pfefferberg zette zijn vinger in 's mans rug, en als ieder zinnig mens van boven de veertig met een thuis om naar terug te keren smeekte Motzek hun hem te sparen. Pfefferberg pakte de commandant zijn pistool af en Motzek werd, na kort te zijn vastgehouden, waarbij hij de Herr Direktor aanriep om hem te redden, weer losgelaten en ging op huis aan. De torens, waaraan Oeri en zijn ongeregelde troepen uren van speculatie en plannenmakerij moeten hebben besteed, werden verlaten aangetroffen. Enkele gevangenen werden, zojuist met de wapens van het garnizoen uitgerust, daar boven neergezet om voor passanten aan te geven dat hier nog steeds de oude orde heerste. Toen het middernacht werd waren er geen SS-mannen of -vrouwen meer in het kamp te bekennen. Oskar riep Bankier naar het kantoor en gaf hem de sleutel voor een bepaald magazijn. Het bevatte een voorraad marinebenodigdheden die zich tot het Russische offensief in Silezië ergens in de streek rond Kattowitz had bevonden. Hij moet er zijn geweest om in de behoeften van de bemanningen van patrouilleboten op rivieren en kanalen te voorzien, en Oskar was erachter gekomen dat de Rüstungsinspektion er in een minder bedreigd gebied opslagruimte voor wilde huren. Oskar kreeg het opslagcontract - 'met behulp van wat geschenken,' zei hij later. En zo waren er achttien trucks, beladen met stof voor jassen, uniformen en ondergoed, met kamgaren en wol en ook nog een half miljoen klosjes draad en een reeks schoenen, door de poort van Brinnlitz gereden, waar de lading was gelost en opgeslagen. Stern en anderen zouden verklaren dat Oskar wist dat de voorraden aan het einde van de oorlog bij hem zouden blijven en dat het zijn bedoeling was dat het materiaal zijn gevangenen een beginpotje zou verschaffen. In een later document beweert Oskar hetzelfde. Hij had zich ingespannen om het contract te krijgen, zei hij, 'met de bedoeling mijn joodse beschermelingen aan het einde van de oorlog van kleding te voorzien... Joodse textieldeskundigen schatten de waarde van mijn stoffenvoorraad op bijna honderdvijftigduizend dollar (koers in vredes-tijd).' Hij had in Brinnlitz wel mannen die tot zo'n beoordeling in staat waren -Juda Dresner bij voorbeeld, die een eigen textielzaak aan de Stradomstraat had gehad, en Itschak Stern, die bij een textielbedrijf aan de overkant van de straat had gewerkt. Voor het ritueel van de overhandiging van deze dure sleutel aan Bankier was Oskar in een gestreept gevangenispak gekleed, net als zijn vrouw, Emilie. De ommekeer waar hij sinds de begintijd van
DEF
naar toe had gewerkt was zichtbaar compleet. Toen hij op de binnenplaats verscheen om afscheid te nemen, dacht iedereen dat het een luchtig aangetrokken vermomming was, die luchtig weer zou worden uitgetrokken wanneer hij de Amerikanen tegenkwam. Het dragen van die grove stof was echter een daad die nooit helemaal zou kunnen worden weggelachen. Hij zou in zeer fundamentele zin altijd een gijzelaar van Brinnlitz en Emalia blijven. Acht gevangenen hadden vrijwillig aangeboden met Oskar en Emilie mee te reizen. Allemaal waren ze erg jong, maar er zat één echtpaar bij, Richard en Anka Rechen. De oudste was een ingenieur, Edek Heuberger geheten, maar hij was nog altijd bijna tien jaar jonger dan de Schindlers. Later zou hij de gegevens over hun buitenissige reis verschaffen. Het was de bedoeling dat Emilie, Oskar en de chauffeur met de Mercedes gingen. De anderen zouden hen volgen in een vrachtwagen, beladen met voedsel en met sigaretten en drank om ruilhandel mee te drijven. Oskar leek haast te hebben om weg te komen. De ene tak van de Russische dreiging, de Vlasovs, was verdwenen. Ze waren de afgelopen paar dagen afgemarcheerd. Maar de andere tak zou, vermoedde men, de volgende ochtend of nog eerder in Brinnlitz zijn. Vanaf de achterbank van de Mercedes, waar Emilie en Oskar in hun gevangenisuniformen zaten - ze leken weliswaar niet erg op gevangenen; meer op burgerlui onderweg naar een gekostumeerd bal -bromde Oskar nog adviezen naar Stern, bevelen naar Bankier en Salpeter. Maar het was te merken dat hij weg wilde wezen. Toen de chauffeur, Dolek Grünhaut, de Mercedes probeerde te starten, gaf de motor echter geen teken van leven. Oskar klom van de achterbank af om onder de motorkap te kijken. Hij was verontrust - was een ander mens dan degene die enkele uren tevoren die indrukwekkende toespraak had gehouden. 'Wat is het?' vroeg hij steeds. Maar dat was voor Grünhaut in de schemering moeilijk te zeggen. Het duurde even voor hij het mankement had gevonden, want het was er niet een dat hij verwachtte. Iemand had, bang geworden door het idee van Oskars vertrek, de bedrading doorgesneden. Pfefferberg, een van de menigte mensen die zich hadden verzameld om de Herr Direktor uit te zwaaien, snelde naar de laswerkplaats, kwam met zijn gereedschap terug en toog aan het werk. Hij zweette en leek twee linkerhanden te hebben, want hij werd opgejaagd door de gehaastheid die hij bij Oskar voelde. Schindler keek aldoor naar de poort, alsof de Russen ieder moment konden opdoemen. Een onwaarschijnlijke angst was het niet - anderen op het binnenterrein werden door dezelfde ironische mogelijkheid gekweld - en Pfefferberg was te uitvoerig bezig en deed er te lang over. Maar ten slotte reageerde de motor op Grünhauts verwoede gedraai met het sleuteltje. Toen de motor eenmaal liep, vertrok de Mercedes, gevolgd door de vrachtwagen. Iedereen was te geënerveerd om officieel afscheid te nemen, maar wel werd er een door Hilfstein, Stern en Salpeter ondertekende brief, waarin de antecedenten van Oskar en Emilie werden uiteengezet, aan de Schindlers overhandigd. Het konvooi reed de poort uit en sloeg bij de weg langs de spoorwegtak linksaf naar Havlicküv Brod en naar wat voor Oskar de veiligste kant van Europa was. Het had iets van een huwelijk: Oskar, die met zoveel vrouwen naar Brinnlitz was gekomen, vertrok met zijn echtgenote. Stern en de anderen bleven op de binnenplaats staan. Na zoveel beloften waren ze hun eigen baas. Het gewicht en de onzekerheid daarvan moesten nu worden gedragen.
Het interval duurde drie dagen en had zijn eigen geschiedenis en gevaren. Toen de ss eenmaal was vertrokken, was de enige in Brinnlitz achtergebleven vertegenwoordiger van het moordapparaat een Duitse Kapo die met de Schindler-mannen uit Gross-Rosen was meegekomen. Het was een man met een moorddadige staat van dienst in Gross-Rosen zelf, maar een die ook in Brinnlitz vijanden had gemaakt. Een bende mannelijke gevangenen sleurde hem nu uit zijn bed naar de fabriekshal toe en hing hem geestdriftig en meedogenloos op aan een van die balken waarmee Untersturmführer Liepold de kampbevolking onlangs had bedreigd. Enkele ingezetenen probeerden nog in te grijpen, maar de beulen waren woest en niet te stoppen. Het was een gebeurtenis, deze eerste doodslag van de vrede, waarvan velen uit Brinnlitz altijd zouden gruwen. Ze hadden Amon op de Appellplatz van Plaszów de arme werktuigkundige Krautwirt zien ophangen, en van deze ophanging werden ze even misselijk, zij het om andere redenen. Want Amon was Amon en niet te veranderen. Maar deze beulen waren hun broeders. Toen de Kapo ophield met stuiptrekken, liet men hem boven de stilgelegde machines hangen. Hij bracht de mensen echter in verwarring. Hij had hen blij moeten maken, maar hij zaaide twijfel. Ten slotte sneden enkele mannen die hem niet hadden opgehangen hem eraf en verbrandden hem. Het toonde aan wat voor buitenissig kamp Brinnlitz was, dat het enige lichaam dat werd ingevoerd in de ovens die, bij verordening, hadden moeten worden gebruikt om de joodse doden te verassen het lijk van een Ariër was. Het verdelen van de goederen in de marineopslagplaats ging de hele volgende dag door. Er moesten stukken kamgaren van de grote rollen stof worden afgesneden. Mosje Bejski zegt dat iedere gevangene drie meter kreeg, samen met een volledig stel ondergoed en wat klosjes katoen. Sommige vrouwen begonnen nog diezelfde dag de kleren te maken waarin ze naar huis zouden reizen. Anderen lieten de stof intact om er, na verruiling, in de komende verwarde dagen van te kunnen leven. Er werden ook porties van de Egipski-sigaretten, die Oskar uit het brandende Brno had geroofd, uitgedeeld en iedere gevangene kreeg een fles wodka uit Salpeters magazijn. Weinigen zouden hem opdrinken. Daar was hij natuurlijk gewoon te kostbaar voor. Die tweede avond kwam er na het vallen van de duisternis uit de richting van Zwittau een pantsereenheid over de weg aan. Lutek Feigenbaum, die gewapend met een geweer achter een bosje bij de poort stond, had de aandrang om te schieten zodra de eerste tank binnen het gezicht van het kamp passeerde. Maar dat leek hem voorbarig. De voertuigen ratelden voorbij. Een schutter in een der laatste tanks van de colonne, die begreep dat de omheining en de wachttorens betekenden dat zich daarbinnen joodse misdadigers zouden kunnen schuilhouden, zwenkte zijn geschut en schoot twee granaten het kamp in. De ene ontplofte op de binnenplaats, de andere op het vrouwenbalkon. Het was een willekeurige uiting van wrok, en uit wijsheid of verbouwereerdheid reageerde geen van de gewapende gevangenen erop. Toen de laatste tank was verdwenen, hoorden de mannen der commando's gejammer van de binnenplaats en vanuit de vrouwenslaapzaal boven. Er was een meisje door granaatscherven gewond. Zelf had ze een shock, maar de aanblik van haar kwetsuren had bij de vrouwen alle nauwelijks geuite smart van de afgelopen jaren losgemaakt. Terwijl de vrouwen jammerden, onderzochten de doktoren van Brinnlitz het meisje en constateerden dat haar verwondingen oppervlakkig waren.
Oskar en zijn groep reisden de eerste uren van hun ontsnapping in het gevolg van een colonne Wehrmacht-trucks. Om middernacht waren zulke heldendaden mogelijk geworden, en niemand viel hen lastig. Achter zich hoorden ze Duitse geniesoldaten installaties opblazen, en nu en dan klonk geraas vanaf een verre, door de Tsjechische ondergrondse gelegde hinderlaag. Bij de stad Havlicküv Brod moeten ze achterop zijn geraakt, want ze werden door midden op de weg staande partizanen tegengehouden. Oskar bleef de rol van gevangene spelen. 'Deze goede mensen en ik zijn ontsnapten uit een werkkamp. De SS is gevlucht en de Herr Direktor ook. Dit is de auto van de Herr Direktor.' De Tsjechen vroegen of ze wapens hadden. Heuberger kwam de vrachtauto uit en mengde zich in de discussie. Hij erkende dat hij een geweer had. Oké, zeiden de Tsjechen, geven jullie ons maar wat jullie hebben. Als de Russen jullie onderschepten en ontdekten dat jullie wapens hadden, kon het weleens zijn dat ze niet begrepen waarom. Jullie verdediging is jullie gevangeniskledij. In deze stad, ten zuidoosten van Praag en op de weg naar Oostenrijk, bestond nog steeds de mogelijkheid dat ze op ontevreden eenheden zouden stuiten. De partizanen wezen Oskar en de anderen de weg naar het kantoor van het Tsjechische Rode Kruis aan het stadsplein. Daar konden ze zich de rest van de nacht veilig te ruste leggen. Maar toen ze in de stad aankwamen, opperden de Rode-Kruisfunctionarissen dat ze gezien de onzekerheid van de vrede waarschijnlijk het veiligst in de stadsgevangenis zouden zijn. De voertuigen werden op het plein achtergelaten, in het gezicht van het Rode-Kruiskantoor, en Oskar, Emilie en hun acht metgezellen namen hun weinige bagage mee en sliepen in de niet afgesloten cellen van het politiebureau. Toen ze de volgende morgen naar het plein teruggingen, ontdekten ze dat beide voertuigen waren gestroopt. Alle bekleding was uit de Mercedes gescheurd, de diamanten waren verdwenen, de banden van de vrachtwagen afgehaald en de motoren geplunderd. De Tsjechen deden er berustend over.
In tijden als deze moeten we er allemaal op rekenen iets kwijt te raken.
Misschien verdachten ze Oskar, met zijn blonde voorkomen en blauwe ogen, er zelfs van een voortvluchtige SS'er te zijn. De groep zat nu zonder eigen vervoer, maar er ging een trein naar het zuiden in de richting van Kaplice, en die namen ze, nog steeds gekleed in hun strepen. Volgens Heuberger reisden ze met de trein 'tot aan het bos, en gingen toen lopen'. Ergens in dat bosrijke grensgebied, een heel stuk ten noorden van Linz, zouden ze vermoedelijk de Amerikanen ontmoeten. Ze liepen een bosweg af, toen ze twee jonge, kauwgom kauwende Amerikanen tegenkwamen, die bij een mitrailleur zaten. Een van Oskars gevangenen begon in het Engels met hen te praten. 'We hebben orders niemand op deze weg door te laten,' zei een van hen. 'Is het verboden om met een boog door de bossen te lopen?' vroeg Oskar. De soldaat kauwde. Dat rare kauwende volk! 'Ik denk van niet,' zei de soldaat ten slotte. Dus maakten ze een omweg door het bos en stuitten, een half uur later weer terug op de weg, op een compagnie infanterie die in een dubbele rij naar het noorden marcheerde. Weer via de Engels sprekende man begonnen ze met de verkenners van de eenheid te praten. De commandant zelf stopte in een jeep, stapte uit en ondervroeg hen. Ze waren openhartig tegen hem en zeiden dat Oskar de Herr Direktor was en dat zij joden waren. Ze geloofden dat ze wel veilig waren, want ze wisten van de
bbc
dat er bij de Amerikaanse troepen veel Amerikanen van zowel Duitse als joodse afkomst zaten. 'Blijf hier,' zei de kapitein. Zonder iets uit te leggen reed hij weg en liet hen over aan het wat verlegen gezag der jonge infanteristen, die hun sigaretten aanboden van het merk Virginia, die - net als de jeep, de uniformen, de uitrusting - dat bijna glanzende uiterlijk hadden waaruit hun herkomst uit een grote, brutale, niet-gebonden, niet-ersatz-fabriek bleek. Emilie en de gevangenen waren ongerust dat Oskar misschien zou worden gearresteerd, maar zelf zat hij ogenschijnlijk onbekommerd in het gras de lentelucht in deze hoge bossen in te ademen. Hij had zijn Hebreeuwse brief en wist dat New York etnisch een stad was waar Hebreeuws niet onbekend was. Na verloop van een half uur verschenen er een aantal soldaten, die in een informeel groepje de weg afkwamen, niet achter elkaar op de wijze der infanterie. Het waren een stel joodse infanteristen, te zamen met een veldrabbijn. Ze waren zeer uitbundig. Ze omhelsden het hele gezelschap, ook Emilie en Oskar. Want dit, werd het gezelschap meegedeeld, waren de eerste overlevenden van een concentratiekamp die het bataljon was tegengekomen. Toen de begroeting voorbij was haalde Oskar zijn Hebreeuwse referentiebrief te voorschijn, en de rabbijn las hem en brak in tranen uit. Hij bracht de bijzonderheden ervan aan de andere Amerikanen over, en er werd nog meer geapplaudisseerd, nog meer handen geschud, nog meer omhelsd. De jonge soldaten leken zo open, zo luidruchtig, zo kinderlijk. Hoewel pas een of twee generaties uit Midden-Europa vandaan, waren ze zo door Amerika getekend dat de Schindlers en de gevangenen met evenveel verbazing naar hen keken als omgekeerd het geval was. Het resultaat was dat het gezelschap van Schindler aan de Oostenrijkse grens twee dagen bij de regimentscommandant en de rabbijn te gast was. Ze dronken voortreffelijke koffie, zoals de authentieke gevangenen in de groep sinds de vestiging van het getto niet meer hadden geproefd. Ze aten overvloedig. Na twee dagen schonk de rabbijn hun een buitgemaakte ambulance, waarin ze naar de verwoeste stad Linz in Opper-Oostenrijk reden.