Authors: Thomas Keneally
'Je hebt het nodig gevonden ruzie te maken met Oberscharführer Hujar,' deelde hij haar als feit mede. Ze knikte vastberaden. De Herr Kommandant zou het wel begrijpen, gaf dat knikken te kennen, ook al begreep die idioot van een Hujar het niet. De hele fundering aan die kant moest worden overgedaan, zei ze vol energie tegen hem. Natuurlijk wist Amon dat 'ze' zo waren; ze mochten karweien graag rekken en er zodoende voor zorgen dat de arbeiders voor de duur van het project veilig waren. Als alles niet wordt overgedaan, zei ze, gaat de zuidkant van de kazerne op z'n minst verzakken; hij zou ook kunnen instorten. Ze bleef doorgaan met haar betoog, en Amon knikte en nam aan dat ze wel moest liegen. Het was een grondregel dat je nooit naar een joodse specialist luisterde. Joodse specialisten waren uit hetzelfde hout gesneden als Marx, die het met zijn theorieën op de integriteit van de overheid had voorzien, en als Freud, die een aanval op de integriteit van de Arische geest had gedaan. Amon voelde dat het betoog van dit meisje een bedreiging voor zijn persoonlijke integriteit vormde. Hij riep Hujar. De onderofficier keerde ongerust terug. Hij dacht dat hij te horen zou krijgen dat hij de raad van het meisje moest opvolgen. Dat dacht ze zelf ook. Schiet haar dood, zei Amon tegen Hujar. Er viel natuurlijk even een stilte terwijl Hujar het bevel verwerkte. Schiet haar dood, herhaalde Amon. Hujar pakte de elleboog van het meisje om haar naar een afgezonderde executieplaats mee te nemen. Hier! zei Amon. Schiet haar hier neer! Op mijn gezag, zei Amon. Hujar wist hoe het ging. Hij greep haar bij de elleboog, duwde haar een beetje vóór zich, pakte de Mauser uit zijn holster en schoot haar in de nek. Het geluid vervulde iedereen op het werkterrein met ontzetting, behalve - leek het - de beulen en de stervende Diana Reiter zelf. Ze knielde en keek één maal op.
Er is wel iets meer voor nodig,
zei ze ermee. De doorgrondende blik in haar ogen maakte Amon bang, gaf hem een rechtvaardiging, een gevoel van verhevenheid. Hij had er geen idee van, en zou niet hebben geloofd, dat die reacties klinische etiketten hadden. Hij geloofde in feite dat hij werd beloond met de onvermijdelijke verrukking die op een daad van politieke, raciale en morele rechtvaardigheid volgt. Toch moest een mens ervoor boeten, want tegen de avond zou de volheid van dit uur worden gevolgd door zo'n leegte, dat hij er, om niet als een kafdeeltje weg te waaien, behoefte aan zou hebben zijn omvang en bestendigheid te vergroten door eten, drinken, contact met een vrouw. Afgezien van deze overwegingen had het doodschieten van deze Diana Reiter, het ongedaan maken van haar Westeuropese diploma, deze praktische waarde: dat niemand die in Plaszów barakken bouwde of wegen aanlegde zichzelf als onmisbaar voor het karwei zou beschouwen, want als Diana Reiter zichzelf met al haar vakkundigheid niet had kunnen redden, was de enige kans van de anderen vlotte, anonieme arbeid. Daarom werkten de vrouwen die vanaf het station Krakau-Plaszów lijsten naar boven zeulden, de steenhouwploegen, de mannen die barakken in elkaar zetten allemaal met een energie die paste bij wat ze van de moord op Diana Reiter hadden geleerd. Wat Hujar en zijn collega's betreft, die wisten nu dat onmiddellijke executie tot de in Plaszów geoorloofde stijl zou behoren.
20
Twee dagen na het bezoek van de fabrieksdirecteuren aan Plaszów verscheen Schindler op commandant Goeths tijdelijke kantoor in de stad en bracht als attentie een fles cognac mee. Het nieuws van de moord op Diana Reiter had inmiddels het voorkantoor van Emalia bereikt en was het soort bericht dat Oskar sterkte in zijn voornemen zijn fabriek buiten Plaszów te houden. De twee forse mannen zaten tegenover elkaar, en er was ook bij hen een wederzijds doorgronden, net als er in de korte relatie tussen Amon en Diana Reiter was geweest. Wat ze wisten was dat ze allebei in Krakau waren om een vermogen te verdienen, dat Oskar daarom voor gunsten zou betalen. Op dat niveau begrepen Oskar en de commandant elkaar goed. Oskar bezat de karakteristieke verkopersgave om mensen die hij verafschuwde te behandelen alsof ze geestverwanten waren, en de Herr Kommandant zou er zo volledig door worden misleid, dat Amon altijd zou geloven dat Oskar een vriend van hem was. Maar uit de verklaringen van Stern en anderen blijkt duidelijk dat Oskar Goeth sinds hun vroegste contacten verfoeide als een man die even rustig een moord beging als een kantoorbediende naar zijn kantoor toe gaat. Met Amon de bestuurder, Amon de speculant kon Oskar praten, maar tegelijkertijd wist hij dat het wezen van de commandant voor negen tiende buiten het bereik van de normale rationele processen van mensen lag. De zakelijke en sociale relaties tussen Oskar en Amon waren van dien aard dat men geneigd is te vermoeden dat Oskar op de een of andere manier, tegen wil en dank, door het kwaad van de man werd geboeid. In werkelijkheid heeft echter niemand die Oskar in die tijd of later heeft gekend iets opgemerkt dat op zo'n betovering zou wijzen. Oskar verachtte Goeth op de meest simpele en hartstochtelijke manier. Zijn minachting zou grenzeloos groeien, en dat zou uit zijn loopbaan dramatisch blijken. Toch kan men zich moeilijk onttrekken aan de gedachte dat Amon de donkere broeder van Oskar was, de woesteling en fanatieke beul die Oskar door een ongelukkige wending in zijn voorkeuren misschien had kunnen worden. Met een fles cognac tussen hen in legde Oskar Amon uit waarom hij 160 niet naar Plaszów kon verhuizen. Zijn outillage was te omvangrijk om te worden verplaatst. Hij geloofde dat zijn vriend Madritsch wel van plan was zijn joodse arbeiders erheen te verhuizen, maar de machinerie van Madritsch was gemakkelijker over te brengen - die bestond hoofdzakelijk uit een serie naaimachines. Er kwamen andere problemen kijken bij het verplaatsen van zware metaalpersen die, zoals dat met ingewikkelde machines nu eenmaal gaat, stuk voor stuk bepaalde kuren hadden ontwikkeld. Zijn geschoolde arbeiders waren aan die kuren gewend geraakt. Maar in een nieuwe fabriek zouden de machines een volkomen nieuwe reeks eigenaardigheden vertonen. Er zouden vertragingen optreden; de inwerkperiode zou langer duren dan bij zijn gewaardeerde vriend Julius Madritsch. De Untersturmführer zou wel begrijpen dat
def
met belangrijke oorlogsorders in portefeuille zo'n hoeveelheid tijd niet kon missen. Herr Beckmann, die hetzelfde soort probleem had, ontsloeg al zijn joden daar in de Corona-fabriek. Hij had geen zin in het gedoe van joden die 's morgens in colonne vanuit Plaszów naar zijn fabriek vertrokken en 's avonds terugkeerden. Helaas had hij, Schindler, honderden
geschool
de
joodse arbeiders meer dan Beckmann. Als hij ze aan de kant zette, zouden er Polen in hun plaats moeten worden opgeleid en dan zou er weer een vertraging in de produktie optreden, een nog grotere dan als hij het aantrekkelijke aanbod van Goeth accepteerde en naar Plaszów verhuisde. Amon dacht heimelijk dat Oskar zich misschien zorgen maakte dat een verhuizing naar Plaszów zou botsen met eventuele gesmeerd lopende handeltjes die hij in Krakau had opgezet. Daarom haastte de commandant zich Herr Schindler gerust te stellen door te zeggen dat er niet zou worden ingegrepen in de leiding van de emailfabriek. 'Het zijn uitsluitend de industriële problemen waarover ik me zorgen maak,' zei Schindler met een vroom gezicht. Hij wilde de commandant niet in moeilijkheden brengen, maar hij zou hem erkentelijk zijn, en hij was ervan overtuigd dat ook de Rüstungsinspektion hem erkentelijk zou zijn, als
def
op de huidige locatie zou mogen blijven. Onder mensen als Goeth en Oskar had het woord 'erkentelijkheid' geen abstracte betekenis. Erkentelijkheid betekende een afrekening. Erkentelijkheid betekende drank en diamanten. Ik begrijp uw problemen, Herr Schindler, zei Amon. Ik zal, wanneer het getto eenmaal is geliquideerd, graag voor bewaking zorgen om uw arbeiders van Plaszów naar Zablocie te escorteren.
Toen Itschak Stern op een middag voor zaken ten behoeve van de fabriek De Vooruitgang naar Zablocie kwam, trof hij Oskar neerslachtig aan en merkte hij een gevaarlijk gevoel van machteloosheid bij hem op. Nadat Klonowska de koffie had binnengebracht, die de Herr Direktor zoals altijd met een scheut cognac erin dronk, vertelde Oskar Stern dat hij weer naar Plaszów was geweest, zogenaamd om de voorzieningen te bekijken, maar in werkelijkheid om te peilen wanneer het klaar zou zijn voor de Ghettomenschen. 'Ik heb eens geteld,' zei Oskar. Hij had de terrasvormig opgestelde barakken op de achterste heuvel geteld en geconstateerd dat daar, als Amon van plan was in elk ervan tweehonderd vrouwen te proppen, zoals waarschijnlijk was, in het hoogst gelegen gebied nu plaats voor zo'n zesduizend vrouwen was. In het lager gelegen gedeelte stonden nog niet zoveel voltooide gebouwtjes, maar met het tempo waarmee in Plaszów werd gewerkt was de voltooiing ervan een kwestie van dagen. Iedereen in de fabriek weet wat er gaat gebeuren, zei Oskar. En het heeft geen zin de nachtploeg hier op het terrein te houden, omdat er na dit getto geen ander zal zijn waarnaar ze terug kunnen. Het enige dat ik tegen ze kan zeggen, zei Oskar en schonk nog wat cognac bij, is dat ze zich niet moeten proberen te verbergen, tenzij ze overtuigd zijn van de veiligheid van de schuilplaats. Hij had gehoord dat het plan was om het getto na de ontruiming overhoop te halen. Iedere muurholte zou worden onderzocht, ieder zolderkleed opgetild, iedere nis blootgelegd, iedere kelder gepeild. Het enige dat ik tegen ze kan zeggen, zei Oskar, is dat ze zich niet moeten verzetten. Zo gebeurde het vreemd genoeg dat Stern, een der doelwitten van de ophanden zijnde Aktion, troost zat te verlenen aan Herr Direktor Schindler, niet meer dan een getuige. Oskars aandacht voor zijn joodse arbeiders werd verstrooid, afgeleid door de meer omvattende tragedie van het komende einde van het getto. Plaszów was een werkinrichting, zei Stern. Net als bij andere werkinrichtingen kon je er levend uit komen. Het was er niet als in Belzec, waar ze dood maakten zoals Henry Ford auto's maakte. Het was vernederend om op bevel rijen voor Plaszów te moeten vormen, maar het was niet het einde van alles. Toen Stern klaar was met zijn betoog, zette Oskar zijn duimen allebei onder het hellende blad van zijn bureau, en even leek het of hij het eraf wilde rukken. U weet wel, Herr Stern, zei hij, dat dat verdomme niet in de haak is! Jawel, zei Stern. Maar we kunnen niet anders. En hij ging door met betogen, citeren, haarkloven, en was zelf bang. Want Oskar leek in een crisis te verkeren. Als Oskar de hoop verloor, wist Stern, zouden alle joodse arbeiders van Emalia worden ontslagen, want dan zou Oskar zich van de hele smerige bedoening willen schoonwassen. Er is later wel tijd om iets positievers te doen, zei Stern. Maar nu nog niet. Oskar gaf de poging het blad van zijn bureau te rukken op, ging gemakkelijk in zijn stoel zitten en werd weer neerslachtig. 'Weet u, die Amon Goeth,' zei hij, 'die heeft een magische charme. Hij zou hier nu kunnen binnenkomen en u betoveren. Maar hij is krankzinnig.'
Op de laatste ochtend van het getto - toevallig een
sjabbat,
13 maart -arriveerde Amon Goeth op een uur dat officieel aan de dageraad voorafging op het Plac Zgody, het Plein van de Vrede. Door laaghangende bewolking werd ieder duidelijk onderscheid tussen nacht en dag vervaagd. Hij zag dat de manschappen van het Sonderkommando er al waren en hier en daar op de bevroren aarde van het plantsoen in het midden stonden te roken en stilletjes te lachen, hun aanwezigheid geheimhoudend voor de gettobewoners in de straten achter de apotheek van Herr Pankiewicz. De wegen die ze af zouden gaan waren leeg, als in een modelstad. De nog overgebleven sneeuw lag opgehoopt en vervuild in goten en tegen muren. Er kan gevoeglijk worden aangenomen dat de sentimentele Goeth een vaderlijk gevoel had toen hij naar het ordelijke tafereeltje keek en de jongemannen kameraadschappelijk voor de actie midden op het plein zag staan. Amon nam een slok cognac terwijl hij daar wachtte op Sturmbannführer Willi Haase, een man van middelbare leeftijd, die de strategische, hoewel niet de tactische, leiding van de Aktion van vandaag zou hebben. Vandaag zou getto A, ten westen van het Plac Zgody, het grootste deel van het getto, het gedeelte waar alle werkende (gezonde, hopende, eigenzinnige) joden woonden, worden leeggehaald. In getto B, een klein gebied van enkele blokken aan de oostkant van het getto, zaten de ouden, de laatsten der genen die ongeschikt waren om te werken. Zij zouden vannacht of morgen worden uitgespit. Ze waren bestemd voor het fors uitgebreide vernietigingskamp bij Auschwitz van commandant Rudolf Höss. Getto B was een ongecompliceerd, rechtlijnig karwei. Getto A was de uitdaging. Iedereen wilde hier vandaag zijn, want vandaag was geschiedenis. Meer dan zeven eeuwen lang was er een joods Krakau geweest, en tegen de avond - of althans morgen - zouden die zeven eeuwen een gerucht zijn geworden en zou Krakau
judenrein
zijn. En ieder SS-functionarisje wilde kunnen zeggen dat hij het had zien gebeuren. Zelfs Unkelbach, de Treuhander van de bestekfabriek De Vooruitgang, die een soort reserve SS-rang had, zou vandaag zijn onderofficiersuniform aantrekken en met een der groepen door het getto trekken. Daarom had de vooraanstaande Willi Haase, die de rang van hoofdofficier had en bij de planning was betrokken, alle recht om van de partij te zijn. Amon zou last van zijn gebruikelijke lichte hoofdpijn hebben en zich een beetje leeg voelen door de koortsachtige slapeloosheid waarin hij de kleine uurtjes had doorgebracht. Maar nu hij hier was voelde hij een zekere beroepsmatige opgetogenheid. Het was een geweldig geschenk dat de nationaal-socialistische partij de mannen van de SS had gegeven, dat ze zonder fysiek gevaar ten strijde konden trekken, dat ze eer konden behalen zonder de onzekerheden die het beschoten worden als een plaag met zich meebracht. Psychologische straffeloosheid was moeilijker te bereiken geweest. Iedere SS-officier had wel vrienden die zelfmoord hadden gepleegd. In opleidingsmateriaal van de SS, geschreven om deze nutteloze verliezen tegen te gaan, werd erop gewezen hoe naïef het was te geloven dat de Jood, omdat hij geen zichtbare wapens droeg, sociaal, economisch of politiek ongewapend was. In werkelijkheid was hij tot de tanden gewapend. Hard jezelf, stond in het opleidingsmateriaal, want het joodse kind is een culturele tijdbom, de joodse vrouw een biologisch verraad, de joodse man een ontegenzeglijker vijand dan een Rus ooit zou kunnen zijn. Amon Goeth was gehard. Hij wist dat hij onaantastbaar was, en de gedachte daaraan alleen al bezorgde hem net zo'n heerlijke opwinding als een lange-afstandsrenner zou kunnen voelen voor een evenement waarbij hij zeker van de afloop is. Amon had een soort milde minachting voor de officieren die de daad zelf heel preuts aan hun manschappen en onderofficieren overlieten. Hij voelde dat dat op de een of andere manier gevaarlijker was dan zelf een handje meehelpen. Hij zou het voorbeeld geven, zoals hij ook bij Diana Reiter had gedaan. Hij kende de euforie die zich in de loop van de dag zou ontwikkelen, de voldoening die, tegelijk met trek in drank, zou toenemen wanneer het middaguur aanbrak en het tempo steeg. Zelfs onder die laaghangende vuile bewolking wist hij dat dit een van de beste dagen was, dat de jongeren, wanneer hij oud en het ras uitgestorven was, benieuwd naar dagen als deze zouden informeren. Minder dan een kilometer ervandaan zat een arts van het revalidatie-ziekenhuis van het getto, dokter H., in het donker tussen zijn laatste patiënten, dankbaar dat ze zo geïsoleerd op de bovenste verdieping van het ziekenhuis lagen, hoog boven de straat, alleen met hun pijn en hun koorts. Want op straatniveau wist iedereen wat er in het epidemische ziekenhuis in de buurt van het Plac Zgody was gebeurd. Een ss-detache-ment onder leiding van Oberscharführer Hujar was het ziekenhuis in gegaan om het te sluiten en was op dokter Rosalia Blau gestuit, staande te midden van de bedden van haar roodvonk- en tuberculosepatiënten, die zich, zei ze, niet naar elders mochten begeven. De kinderen met kinkhoest had ze al eerder naar huis gestuurd. Maar het was te gevaarlijk om de lijders aan roodvonk te verhuizen, zowel voor henzelf als voor de gemeenschap, en de tuberculosegevallen waren gewoon te ziek om naar buiten te lopen. Doordat roodvonk een jeugdziekte is, waren veel patiënten van dokter Blau meisjes van tussen de twaalf en de zestien. Geconfronteerd met Albert Hujar wees dokter Blau als bewijs voor haar medische oordeel op deze koortsachtige meisjes met hun opengesperde ogen. Handelend krachtens het mandaat dat hij de week tevoren van Amon Goeth had gekregen, schoot Hujar zelf dokter Blau in het hoofd. De besmettelijke patiënten, waarvan sommige zich in hun bed probeerden op te richten, andere in hun eigen delirium waren verzonken, werden met woest automatisch vuur geëxecuteerd. Toen de groep van Hujar klaar was, werd een ploeg mannen uit het getto naar boven gestuurd om de doden verder af te handelen, het bebloede linnen op te stapelen en de muren schoon te wassen. Het revalidatieziekenhuis was gehuisvest in wat voor de oorlog een Pools politiebureau was geweest. Zolang als het getto bestond hadden de drie verdiepingen tjokvol zieken gelegen. De directeur ervan was een gerespecteerde arts, genaamd dokter B. Toen de grauwe ochtend van de 13de maart aanbrak, hadden de doktoren B. en H. de bevolking ervan inmiddels teruggebracht tot vier, die geen van allen mochten worden verhuisd. Een van hen was een jonge werkman met vliegende tering, de tweede een begaafde musicus met een terminale nierziekte. Het leek dokter H. belangrijk dat de uiteindelijke paniek van een waanzinnige vuurregen hun op de een of andere manier bespaard zou blijven. Dat gold nog meer voor de blinde man die een beroerte had gehad, en de oude heer die ten gevolge van eerdere operaties aan een ingewandstumor verzwakt was en met een kunstanus zat opgescheept. Het medische personeel hier, inclusief dokter H. was van topkaliber. Uit dit slecht geoutilleerde gettoziekenhuis zouden de eerste Poolse verslagen van de erytoblastische ziekte van Weil, een beenmergziekte, en van het Wolff-Parkinson-White-syndroom afkomstig zijn. Maar deze ochtend hield dokter H. zich met het probleem cyanide bezig. Met het oog op de mogelijkheid van zelfmoord had H. een voorraad cyaanzuuroplossing ingeslagen. Hij wist dat andere artsen hetzelfde hadden gedaan. Het afgelopen jaar was neerslachtigheid een inheemse ziekte in het getto geweest. Ook dokter H. was ermee besmet. Hij was jong, hij was kerngezond. Maar de geschiedenis zelf leek kwaadaardig te zijn geworden. De wetenschap dat hij bij cyanide kon komen was dokter H. in zijn slechtste dagen tot troost geweest. In deze late fase van de geschiedenis van het getto was dat het enige farmaceutische produkt waarvan hem en de andere doktoren nog een zekere hoeveelheid resteerde. Er was zelden sulfa geweest. Braakmiddelen, ether en zelfs aspirine waren op. Cyanide was het enige complexere middel dat nog over was. Vanochtend voor vijven was dokter H. in zijn kamer aan de Wit Stwoszstraat gewekt door het geluid van achter de muur optrekkende trucks. Toen hij uit zijn raam naar beneden keek, zag hij de Sonderkommandos zich bij de rivier verzamelen en begreep hij dat ze waren gekomen om een beslissende actie in het getto uit te voeren. Hij rende naar het ziekenhuis en merkte dat dokter B. en het verplegend personeel daar al vanuit dezelfde veronderstelling bezig waren te zorgen dat alle patiënten die konden lopen naar beneden gebracht en door familieleden of vrienden mee naar huis genomen waren. Toen iedereen behalve de vier weg was, zei dokter B. tegen de verpleegsters dat ze moesten vertrekken, en ze gehoorzaamden allemaal, op één oudere verpleegster na. Zij en de doktoren B. en H. bleven nu bij de laatste vier patiënten in het vrijwel verlaten ziekenhuis achter. B. en H. zeiden niet veel tijdens het wachten. Allebei konden ze bij het cyanide komen en H. zou weldra merken dat ook de gedachten van dokter B. er jammerlijk door in beslag genomen werden. Je had zelfmoord, ja. Maar je had ook euthanasie. Het idee beangstigde H. Hij had een gevoelig gelaat en opvallend fijne trekken om zijn ogen. Hij leed pijnlijk aan een ethisch normbesef dat hem even vertrouwd was als de organen van zijn eigen lichaam. Hij wist dat een arts met gezond verstand en een injectiespuit en weinig anders om hem te leiden de waarden van beide handelwijzen - het cyanide inspuiten of de patiënten aan de Sonderkommandos overlaten - als op een boodschappenlijstje kon optellen. Maar H. wist dat die dingen nooit een kwestie van berekening waren, dat ethiek hoger en lastiger was dan algebra. Nu en dan ging dokter B. naar het raam, keek naar buiten om te zien of de Aktion op straat was begonnen en draaide zich dan met gelijkmatige, professionele kalmte in zijn ogen naar H. om. Dokter B., merkte H., was de mogelijkheden ook aan het aflopen, de aspecten van het probleem als een stel kaarten schuddend, dan weer opnieuw beginnend. Zelfmoord. Euthanasie. Blauwzuur. Eén idee dat hem aansprak: staande te midden van de bedden worden aangetroffen, net als Rosalia Blau. Een ander: het cyanide zowel op jezelf als op de zieken toepassen. Het tweede sprak H. aan omdat het niet zo passief leek als het eerste. Bovendien had hij, toen hij de afgelopen drie nachten gedeprimeerd ontwaakte, zoiets als een fysiek verlangen naar het snelwerkende vergif gevoeld, alsof het niet meer was dan de medicijn of sterke drank die ieder slachtoffer nodig heeft om het laatste uur te verzachten. Voor een serieus mens als dokter H. was deze bekoring een dwingende reden om het spul niet in te nemen. Voor hem waren de precedenten voor zelfmoord in zijn geleerde jeugd bepaald, toen zijn vader hem uit Josephus het verslag van de massazelfmoord der Dode-Zeezeloten, aan de vooravond van hun gevangenneming door de Romeinen, had voorgelezen. Het principe was dat je de dood niet als een knusse haven in moest gaan. Het moest een ondubbelzinnige weigering om je over te geven zijn. Principe is natuurlijk principe, en angst op een grauwe ochtend iets anders. Maar H. was een man van principes. En hij had een vrouw. Hij en zijn vrouw hadden een andere vluchtweg, en die kende hij. Die weg voerde door de riolen naar de hoek van de Piwna- en de Krakusastraat. De riolen en een riskante ontsnapping naar het bos van Ojców. Hij was er bevreesder voor dan voor de gemakkelijke vergetelheid van cyanide. Maar als hij door Blauwe Politie of Duitsers werd aangehouden en ze zijn broek naar beneden trokken, zou hij dank zij dokter Lachs de proef doorstaan. Lachs was een vooraanstaand plastisch chirurg die een aantal jonge joden uit Krakau had geleerd hoe ze hun voorhuid zonder bloeden konden verlengen door met een gewicht - een fles met een telkens iets grotere hoeveelheid water - aan zichzelf bevestigd te slapen. Het was een list die in perioden van Romeinse vervolging door joden was gebruikt, en de intensiteit van het SS-optreden in Krakau had Lachs ertoe gebracht het gebruik ervan de afgelopen anderhalf jaar weer in te voeren. I.achs had zijn jonge collega dokter H. de methode geleerd, en doordat ze met enig succes had gewerkt, had H. nog minder reden tot zelfmoord. Bij het aanbreken van de dag kwam de verpleegster, een kalme vrouw van een jaar of veertig, bij dokter H. en bracht ochtendrapport uit. De jonge man lag rustig te slapen, maar de blinde met zijn door een hersenbloeding gestoorde spraak verkeerde in een angsttoestand. De musicus en de patiënt met de anale fistel hadden allebei een pijnlijke nacht gehad. Alles was nu echter heel rustig in het revalidatieziekenhuis; de patiënten snoven in de laatste fase van hun slaap of in de intimiteit van hun pijn, en dokter H. liep het ijskoude balkon boven het binnenterrein op om een sigaret te roken en het probleem nog eens te overdenken. Vorig jaar was dokter H. in het oude epidemische ziekenhuis aan de Rekawka geweest toen de s s had besloten dat deel van het getto af te sluiten en het ziekenhuis te herlokaliseren. Ze hadden het personeel in een rij tegen de muur gezet en de patiënten naar beneden gesleurd. H. had gezien hoe het ene been van de oude mevrouw Reisman tussen de spijlen van de trapleuning bleef haken en hoe een SS'er die haar aan het andere been voortsleepte niet stopte om haar te bevrijden maar trok tot het verstrikte lichaamsdeel met een hoorbaar gekraak doormidden brak. Zo werden patiënten in het getto verhuisd. Maar vorig jaar had niemand aan het toebrengen van een zachte dood gedacht. Iedereen had in dat stadium nog gehoopt dat de toestand zou kunnen verbeteren. Nu wist H. niet of hij, zelfs al zouden hij en dokter B. hun besluit nemen, voldoende gehard was om de zieken het cyanide toe te dienen, of toe te kijken terwijl iemand anders het deed, en er een professionele onaandoenlijkheid bij bewaren. Het leek absurd genoeg op het gedelibereer in je jeugd over de vraag of je een meisje waarop je verliefd was zou benaderen. En wanneer je ertoe had besloten, stelde het nog niets voor. Dan moest de daad nog onder ogen worden gezien. Daarbuiten op het balkon hoorde hij het eerste geluid. Het begon vroeg en kwam van de oostkant van het getto. Het
Raus, raus!
van megafoons, de gebruikelijke leugen over bagage die sommige mensen nog steeds beliefden te geloven. In de verlaten straten en tussen de woonblokken, waarin niemand zich verroerde, was helemaal vanaf de ronde straatkeien van het Plac Zgody en daar bij de rivier in de Nadwislanskastraat een onbestemd, angstig rumoer te horen, waarvan H. zelf begon te beven. Toen hoorde hij het eerste salvo, hard genoeg om de patiënten wakker te maken. En na het vuren ineens een krasserig geluid, een barse megafoon die tegen een klaaglijke vrouwenstem tekeerging; en toen werd het gejammer door nog meer schoten afgebroken en gevolgd door een ander soort gejammer toen de diepbedroefde nabestaanden door de SS-luidsprekers, door bange OD'ers en door buren werden voortgedreven, en redeloze smart geleidelijk verdween naar de uithoek van het getto waar zich een poort bevond. Hij wist dat het allemaal zelfs tot de musicus met de versleten nieren in zijn precomateuze toestand had kunnen doordringen. Toen hij naar de zaal terugkeerde, zag hij dat ze naar hem keken -zelfs de musicus. Hij zag niet, maar voelde eerder hoe hun lichamen in bed verstijfden, en de oude man met de kunstanus schreeuwde het uit van de spierinspanning. 'Dokter, dokter!' zei iemand. 'Toe!' zei dokter H., waarmee hij bedoelde: