Schindlers list (23 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

 

23

 

Onder gevangenen die ervan wisten was er al wedijver om in Emalia terecht te komen. Gevangene Dolek Horowitz, een inkoper in het kamp Plaszów, wist dat hij zelf niet naar het domein van Schindler toe zou mogen. Maar hij had een vrouw en twee kinderen. Richard, de jongste van de kinderen, werd op deze lenteochtenden, terwijl de aarde haar laatste wintervocht in nevels uitwasemde, vroeg wakker, klom uit het bed van zijn moeder in het vrouwenkwartier en draafde de heuvel af naar het mannenkamp, met zijn gedachten bij het grove ochtendbrood. Hij moest voor het morgenappèl op de Appellplatz bij zijn vader zijn. Zijn pad voerde hem langs de joodse politiepost van Chilowicz en, zelfs op mistige ochtenden, binnen het gezicht van twee wachttorens. Maar hij was veilig omdat hij bekend was. Hij was een van de kinderen Horowitz. Zijn vader was in de ogen van Herr Bosch van onschatbare waarde, en Bosch was weer een drinkgezel van de commandant. Richards onbevangen bewegingsvrijheid vloeide voort uit de deskundigheid van zijn vader; hij bewoog zich betoverd onder de ogen in de torens voort, vond de barak van zijn vader, klom zijn kooi in en maakte hem met vragen wakker. Waarom is er 's morgens nevel en 's middags niet? Komen er vrachtauto's? Duurt het vandaag lang op de Appellplatz? Gaan ze mensen slaan? Door de ochtendlijke vragen van Richard raakte Dolek Horowitz ervan doordrongen dat Plaszów zelfs voor bevoorrechte kinderen ongeschikt was. Misschien kon hij contact opnemen met Schindler -Schindler kwam hier onder het mom van zakendoen nu en dan naar toe en liep in het administratiegebouw en de werkplaatsen rond om kleine cadeautjes achter te laten en nieuws uit te wisselen met oude vrienden als Stern en Roman Ginter en Poldek Pfefferberg. Toen Dolek op die manier geen contact leek te kunnen leggen, bedacht hij ineens dat Schindler misschien via Bosch kon worden benaderd. Dolek geloofde dat ze elkaar vaak ontmoetten. Niet zozeer hier, maar misschien op kantoren in de stad en op party's. Je merkte dat ze geen vrienden waren, maar door transacties, door wederzijdse gunsten aan elkaar gebonden waren. Het was niet alleen, en misschien niet in de eerste plaats, Richard die Dolek Schindlers kamp in wilde krijgen. Richard kon zijn angst in wolken van vragen uiten. Het was zijn tienjarige dochter, Niusia, die geen vragen meer stelde, die gewoon het zoveelste magere kind was dat de leeftijd van openhartigheid was gepasseerd, die - vanuit een raam in de borstelmakerij, waar ze de borstelharen in de houten ruggen naaide - de dagelijkse vrachtwagenladingen bij het Oostenrijkse heuvelfort zag aankomen, en haar onverdraaglijke angst als een volwassene rondtorste, niet in staat tegen een ouderlijke borst aan te kruipen en de angst over te brengen. Om haar honger in Plaszów te stillen was Niusia met krantenpapier omwikkelde uienbladeren gaan roken. Volgens de betrouwbare geruchten over Emalia waren zulke voorlijke methoden daar niet nodig. Dus deed Dolek een beroep op Bosch, toen die een van zijn rondgangen door het kledingmagazijn maakte. Hij was zo vrijmoedig, zei hij, om Bosch vanwege eerdere vriendelijke daden dringend te vragen met Herr Schindler te praten. Hij herhaalde zijn pleidooi en herhaalde de namen van de kinderen nog eens, zodat Bosch, wiens geheugen door Schnaps was aangetast, ze misschien toch zou onthouden. Herr Schindler is waarschijnlijk wel mijn beste vriend, zei Bosch. Hij zou alles voor me doen. Dolek verwachtte weinig van het gesprek. Zijn vrouw, Regina, had geen ervaring met het maken van hulzen of emailprodukten. Bosch zelf kwam nooit meer op het verzoek terug. Toch werden ze binnen een week op grond van de volgende Emalia-lijst het kamp uit gevoerd, in ruil voor een envelopje juwelen door commandant Goeth vrijgelaten. Niusia zag er in de vrouwenbarak in Emalia als een magere, gereserveerde volwassene uit, en Richard liep net zo rond als hij in Plaszów had gedaan - iedereen op de munitieafdeling en in de emailwerkplaats kende hem, en de bewakers accepteerden zijn familiariteit. Regina verwachtte steeds dat Oskar in de emailfabriek naar haar toe zou komen en zeggen: 'Dus u bent de vrouw van Dolek Horowitz?' De enige vraag zou dan zijn hoe ze haar dank onder woorden moest brengen. Maar hij deed het nooit. Ze merkte tot haar vreugde dat ze aan de Lipowastraat niet erg opviel, evenmin als haar dochter. Ze begrepen dat Oskar wist wie ze waren, doordat hij vaak een praatje met Richard maakte en hem bij zijn naam aansprak. Door de gewijzigde aard van Richards vragen beseften ze ook de omvang van wat ze gekregen hadden.

 

Het Emalia-kamp had geen inwonende commandant die de gevangenen tiranniseerde. Er waren geen vaste bewakers. Het garnizoen wisselde om de andere dag, wanneer er twee truckladingen SS'ers en Oekraïeners vanuit Plaszów naar Zablocie kwamen om de beveiliging van het nevenkamp over te nemen. De soldaten uit Plaszów vervulden hun incidentele dienst bij Emalia graag, want hoewel de keukens van de Herr Direktor nog primitiever waren dan die in Plaszów, produceerden ze betere maaltijden. Omdat de Herr Direktor begon te razen en met Oberführer Schemer ging bellen als een bewaker in plaats van gewoon langs de omtrek te patrouilleren het kamp inging, bleef het garnizoen aan zijn eigen kant van de omheining. De dienst in Zablocie was aangenaam saai. Behalve wanneer er hogere SS'ers op inspectie kwamen, kregen de gevangenen die bij
def
werkten hun bewakers zelden van dichtbij te zien. Eén prikkeldraadgang voerde de kampbewoners naar hun werk in de emailfabriek, een andere leidde naar de deur van de munitieafdeling. De Emalia-joden die in de kistenmakerij, de radiatorfabriek of het garnizoenskantoor werkten werden door Oekraïeners naar hun werk en terug gevoerd - om de andere dag door andere. Geen enkele bewaker had de tijd om een noodlottige grief tegen een gevangene te gaan koesteren. Zo werd, al bepaalde de SS dan de grenzen van het leven dat de mensen in Emalia leidden, de toon door Oskar bepaald. Die toon was er een van broze bestendigheid. Er waren geen honden. Er werd niet geslagen. De soep en het brood waren beter en overvloediger dan in Plaszów - ongeveer 2000 calorieën per dag, volgens een arts die als fabrieksarbeider in Emalia werkte. De diensten waren lang, vaak twaalf uur, want Oskar was nog altijd een zakenman met oorlogsorders in portefeuille en een conventioneel verlangen naar winst. Maar het moet gezegd worden dat geen enkele dienst zwaar was en dat veel van zijn gevangenen destijds schijnen te hebben geloofd dat hun arbeid een meetbare bijdrage tot hun voortbestaan leverde. Volgens rekeningen die Oskar na de oorlog aan het Joint Distribution Committee heeft overgelegd, heeft hij 1,8 miljoen zloty (bijna een miljoen gulden) aan voedsel voor het Emalia-kamp uitgegeven. In de boeken van Farben en Krupp waren schijnposten te vinden die voor een zelfde bedrag waren afgeschreven - maar nergens een ook maar bij benadering zo hoog winstpercentage als op de rekeningen van Oskar. In Emalia is niemand door overwerk, slaag of honger ingestort en gestorven, terwijl alleen al in de fabriek van de 1
g
Farben in Buna vijfentwintigduizend gevangenen uit een aantal arbeiders van vijfendertigduizend bij hun werk zouden omkomen. Lange tijd later zouden mensen uit Emalia Schindlers kamp een paradijs noemen. Omdat ze toen inmiddels wijdverspreid woonden kan het geen beschrijving zijn geweest die ze naderhand hadden gekozen. De term moet enige gangbaarheid hebben gehad toen ze in Emalia zaten. Het was natuurlijk maar een betrekkelijk paradijs, een hemel vergeleken bij Plaszów. Het gevoel dat de mensen er kregen was er een van bijna onwerkelijke bevrijding, van iets absurds dat ze niet van al te nabij wilden bekijken, uit vrees dat het zou vervliegen. Nieuwe DEF-arbeiders kenden Oskar alleen van horen zeggen. Ze wilden het pad van de Herr Direktor niet kruisen, of het wagen hem aan te spreken. Ze hadden tijd nodig om te herstellen en zich aan te passen aan Schindlers onorthodoxe kampsysteem. Een jonge vrouw die Lusia heette bij voorbeeld. Haar man was onlangs uit de massa gevangenen op de Appellplatz in Plaszów gehaald en met anderen naar Mauthausen afgevoerd. Met wat alleen maar realisme zou blijken te zijn treurde ze als een weduwe. Treurend was ze naar Emalia gebracht. Haar werk bestond uit het naar de ovens dragen van ondergedompelde emailprodukten. Je mocht op de warme oppervlakken van de machines water verhitten, en de vloer was warm. Voor haar was warm water de eerste weldadigheid van Emalia. Ze zag Oskar eerst alleen maar als een grote gestalte die door een gang van metaalpersen liep of een looppad overstak. Het was op de een of andere manier geen dreigende gestalte. Ze had het gevoel dat het karakter van het oord - het niet geslagen worden, het eten, de afwezigheid van bewakers in het kamp - in zijn tegendeel zou kunnen omslaan als ze werd opgemerkt. Ze wilde alleen maar onopvallend haar dienst afwerken en door de prikkeldraadtunnel naar haar barak in het kamp terugkeren. Maar na een tijdje zag ze zichzelf een knik jevan Oskar beantwoorden en zelfs tegen hem zeggen dat het, ja, dank u, Herr Direktor, goed met haar ging. Eén keer gaf hij haar een paar sigaretten, beter dan goud, zowel om zichzelf ermee te verwennen als om er met de Poolse arbeiders ruilhandel mee te drijven. Omdat ze wist dat vrienden verdwenen, was ze bang voor zijn vriendschap; ze wilde dat hij een aanwezigheid bleef, een magische ouder. Een paradijs dat door een vriend werd geleid was te teer. Voor het bestieren van een duurzame hemel had je een gezaghebbender en geheimzinniger iemand nodig. Veel gevangenen in Emalia dachten er net zo over.

 

Er was een meisje, Regina Perlman, dat ten tijde van het ontstaan van Oskars nevenkamp met valse Zuidamerikaanse papieren in de stad Krakau woonde. Haar donkere gelaatstint maakte die papieren geloofwaardig, en ze werkte op grond ervan als Arische op het kantoor van een fabriek in Podgórze. Ze zou veiliger voor afpersers zijn geweest als ze naar Warschau, Lódz of Danzig was gegaan. Maar haar ouders zaten in Plaszów, en ze liep ook ter wille van hen met valse papieren rond, om hen van eten, lekkers en medicijnen te kunnen voorzien. Ze wist uit de tijd van het getto dat het in de joodse mythologie van Krakau een gezegde was dat van Herr Schindler buitengewone inspanningen konden worden verwacht. Ze kende ook de berichten over Plaszów, over de steengroeve, het balkon van de commandant. Ze zou haar masker ervoor moeten afleggen, maar ze geloofde dat het van levensbelang was om haar ouders het kamp op het achterterrein van Schindler in te krijgen. De eerste keer dat ze een bezoek aan
def
bracht had ze een veilig anonieme, verschoten bloemetjesjurk en geen kousen aan. De Poolse portier nam de moeite naar het kantoor van Herr Schindler boven te bellen, maar door het glas zag ze hem afkeurend naar haar kijken, 't Is niemand - een of andere slons van een van de andere fabrieken. Ze had de gewone angst van mensen met Arische papieren dat een vijandige Pool op de een of andere manier zou ontdekken dat ze een jodin was. Deze zag er vijandig uit. Het is niet zo belangrijk, zei ze tegen hem toen hij hoofdschuddend terugkwam. Ze wilde dat hij haar spoor kwijtraakte. Maar de Pool deed niet eens moeite tegen haar te liegen. 'Hij wil je niet zien,' zei hij. Op de binnenplaats van de fabriek zag ze de dreigende motorkap van een
bmw
, en die kon alleen maar van Herr Schindler zijn. Hij was er wel, maar niet voor bezoeksters die zich geen kousen konden veroorloven. Trillend vanwege haar ontsnapping ging ze weg. Het was haar bespaard gebleven Herr Schindler iets te moeten bekennen dat ze zelfs in haar slaap bang was aan wie dan ook te bekennen. Ze wachtte een week tot ze langer vrijaf kon nemen van de fabriek in Podgórze. Ze besteedde niet minder dan een halve dag aan de voorbereiding. Ze ging in bad en schafte zich zwarte-marktkousen aan. Van een van haar weinige vriendinnen - een joods meisje met Arische papieren kon zich er niet veel permitteren - leende ze een blouse. Ze had een prachtig jasje van zichzelf en kocht een gelakte strohoed met een voile. Ze maakte haar gezicht op en verkreeg een donkere stralendheid, passend bij een onbedreigd levende vrouw. In de spiegel leek ze op haar vooroorlogse ik, een elegante Krakause van exotische raciale afkomst - misschien een Hongaarse zakenman als vader en een moeder uit Rio. Zoals haar bedoeling was geweest herkende de Pool in de portiersloge haar ditmaal niet eens. Hij liet haar binnen, belde juffrouw Klonowska, de secretaresse van de Herr Direktor, en werd daarop met Schindler zelf doorverbonden. Herr Direktor, zei de Pool, hier is een dame die u over belangrijke zaken wil spreken. Schindler leek bijzonderheden te willen hebben. Een zeer goed geklede jongedame, zei de Pool, waarna hij, buigend terwijl hij de telefoon vasthield, zei: Een zeer knappe jongedame. Alsof hij ernaar hunkerde haar te zien, of misschien alsof ze een vergeten vrouw zou kunnen zijn die hem in het voorkantoor in verlegenheid zou brengen, kwam Schindler haar op de trap tegemoet. Hij glimlachte toen hij zag dat hij haar niet kende. Het was hem een groot genoegen haar, Fraulein Rodriguez, te ontmoeten. Ze merkte dat hij respectvoor mooie vrouwen had, dat het tegelijkertijd kinderlijk en toch wereldwijs was. Met zwierige gebaren, als die van een populaire artiest, beduidde hij dat ze hem naar boven moest volgen. Ze wilde vertrouwelijk met hem spreken? Maar natuurlijk moest ze dat doen. Hij liep met haar langs Klonowska, die kalm reageerde. Het meisje kon van alles betekenen - zwarte handel of geldzaken. Ze zou zelfs een chique partizane kunnen zijn. Liefde was misschien wel de minste van alle motivaties. In ieder geval meende een wereldse vrouw als Klonowska niet dat Oskar van haar was, of zij van hem. In het kantoor zette Schindler een stoel voor haar klaar en liep naar zijn bureau onder het rituele portret van de Führer. Wilde ze een sigaret? Misschien een glas Pernod of cognac? Nee, zei ze, maar hij kon er zelf natuurlijk gerust een nemen. Hij schonk uit de drankkast iets voor zichzelf in. Wat zijn die zeer belangrijke zaken? vroeg hij, niet helemaal met die kordate galanterie die hij op de trap had ten toon gespreid. Want haar gedrag was veranderd nu de deur naar het voorkantoor gesloten was. Hij begreep dat ze was gekomen om harde zaken te doen. Ze boog zich naar voren. Even vond ze het eigenlijk belachelijk dat zij, wier vader vijftigduizend zloty voor Arische papieren had betaald, het zonder aarzelen zou zeggen, het allemaal zou toevertrouwen aan een halfironische, half bezorgde Sudetenduitser met een glas cognac in zijn hand. Toch was het in bepaalde opzichten het gemakkelijkste dat ze ooit had gedaan. Ik moet u vertellen, Herr Schindler, dat ik geen Poolse Arische ben. Mijn echte naam is Perlman. Mijn ouders zitten in Plaszów. Ze zeggen, en ik geloof het, dat naar Emalia komen hetzelfde is als een
Lebenskarte
krijgen. Ik heb niets dat ik u kan geven; ik heb kleren geleend om uw fabriek binnen te komen. Wilt u hen voor mij hier naar toe brengen? Schindler zette zijn glas neer en stond op. U wilt een onderhandse regeling treffen? Ik tref geen onderhandse regelingen. Wat u voorstelt, Fraulein, is illegaal. Ik heb een fabriek hier in Zablocie, en het enige waar ik naar vraag is of iemand al dan niet een bepaalde vakkundigheid bezit. Als u uw Arische naam en adres zou willen achterlaten, is het misschien mogelijk u in een later stadium te schrijven om u mee te delen dat ik uw ouders om hun vakkundigheid nodig heb. Maar niet nu, en om geen andere reden. Maar ze kunnen niet als geschoolde arbeiders komen, zei Fraulein Perlman. Mijn vader is importeur, geen metaalarbeider. We hebben wel kantoorpersoneel, zei Schindler. Maar we hebben voornamelijk geschoolde fabriekskrachten nodig. Ze was verslagen. Half verblind door tranen schreef ze haar valse naam en echte adres op - hij kon ermee doen wat hij wilde. Maar op straat begreep ze het en begon weer op te leven. Misschien dacht Schindler dat ze een agente was, dat ze daar mogelijk had gezeten om hem in een val te laten lopen. Maar hij was evengoed wel koel geweest. Er had zelfs geen dubbelzinnig, niet-verboden gebaar van vriendelijkheid gezeten in de manier waarop hij haar uit zijn kantoor had gegooid. Binnen een maand kwamen meneer en mevrouw Perlman vanuit Plaszów naar Emalia. Niet in hun eentje, zoals Regina Perlman had gedacht dat het zou gaan, mocht Herr Oskar Schindler besluiten genadig te zijn, maar als onderdeel van een nieuwe ploeg van dertig arbeiders. Van tijd tot tijd ging ze naar de Lipowastraat en verschafte zich met smeergeld toegang tot de fabriek om hen te spreken. Het werk van haar vader bestond uit email dompelen, kolen scheppen, afval van de vloer ruimen. 'Maar hij praat weer,' zei mevrouw Perlman tegen haar dochter. Want in Plaszów was hij zwijgzaam geworden. In feite hing hier in Emalia, ondanks de tochtige barakken en het sanitair, een bepaalde stemming, een broos vertrouwen, een vermoeden van duurzaamheid zoals zij dat, met riskante papieren in het stugge Krakau wonend, onmogelijk zou kunnen voelen vóór de dag waarop de waanzin ophield. Fraulein Perlman-Rodriguez maakte het leven van Herr Schindler niet ingewikkelder door dankbaar zijn kantoor binnen te stormen of uitbundige brieven te schrijven. Toch ging ze de gele poort van
def
altijd uit met een onstilbare afgunst jegens degenen die binnen bleven.

Other books

Censored 2012 by Mickey Huff
Ticker by Mantchev, Lisa
The Binding by Jenny Alexander
Gravity by Leanne Lieberman
Whole Health by Dr. Mark Mincolla