Authors: Thomas Keneally
Vervolgens was er een campagne om rabbijn Menasja Levartov, die in Plaszów voor metaalarbeider doorging, Emalia in te krijgen. Levartov was een geleerde stadsrabbijn, jong en zwartgebaard. Hij was liberaler dan de rabbijnen uit de sjtetls van Polen, die geloofden dat de sabbat zelfs belangrijker dan het leven was en die in heel 1942 en 1943 iedere vrijdagavond bij honderden in de werkkampen van Polen werden doodgeschoten omdat ze weigerden te werken. Hij was een van diegenen die hun gemeente zelfs in de jaren van vrede zouden hebben voorgehouden dat God weliswaar kan worden geëerd door de onbuigzaamheid der vromen, maar ook zou kunnen worden geëerd door de buigzaamheid der verstandigen. Itschak Stern, die nu bij de Bouwkundige Dienst in het administratiegebouw van Amon Goeth werkte, had Levartov altijd bewonderd. Vroeger konden Stern en Levartov, als ze er de tijd voor kregen, urenlang bij een glas
herbata,
die ze koud lieten worden, zitten praten over de invloed van Zarathoestra op het jodendom, of omgekeerd, of over het begrip 'natuurlijke wereld' in het taoïsme. Stern ontleende, wanneer het om vergelijkende godsdienstwetenschappen ging, meer genoegen aan een gesprek met Levartov dan hem ooit had kunnen worden verschaft door de rondborstige Oskar Schindler, die niettemin een noodlottige voorliefde voor breedvoerige discussies over dat onderwerp had. Tijdens een van Oskars bezoeken aan Plaszów zei Stern tegen hem dat Menasja Levartov op de een of andere manier in Emalia moest komen, omdat Goeth hem anders zeker om het leven zou brengen. Want Levartov had een bepaalde zichtbaarheid - het was een kwestie van aanwezigheid, en Goeth werd aangetrokken door mensen met aanwezigheid. Ze vormden, net als leeglopers, een klasse apart met een hoge prioriteit als doelwit. Stern vertelde Oskar hoe Goeth had getracht Levartov te vermoorden. In het kamp van Amon Goeth zaten nu meer dan dertigduizend mensen. Aan de voorkant van de Appellplatz, bij de joodse rouwkapel die nu een stal was geworden, bevond zich een Pools kamp, dat zo'n twaalfhonderd gevangenen kon bevatten. Obergruppenführer Krüger was zo te spreken over zijn inspectie van het nieuwe, snel groeiende Lager, dat hij de commandant nu met twee SS-rangen bevorderde tot Hauptsturmführer. Behalve de menigte Polen werden steeds joden uit het oosten en uit Tsjechoslowakije in Plaszów vastgehouden terwijl verder naar het westen, in Auschwitz-Birkenau of Gross-Rosen, ruimte voor hen werd gemaakt. Soms steeg de bevolking tot boven de vijfendertigduizend en stond de Appellplatz tjokvol bij het appèl. Daarom moest Amon zijn eerstgekomen gevangenen er vaak uithalen om plaats te maken voor nieuwe. En Oskar wist dat de snelle methode van de commandant was, een der kampkantoren of werkplaatsen in te gaan, twee rijen te vormen en een daarvan af te voeren. De afgevoerde rij werd dan of naar het Oostenrijkse heuvelfort gebracht om door vuurpelotons te worden gefusilleerd, of anders naar de veewagons op het station Krakau-Plaszów of, toen het in de herfst van 1943 was aangelegd, naar het zijspoor bij de versterkte SS-kazerne. Bij een van die selectieoefeningen, vertelde Stern aan Oskar, was Amon enkele dagen geleden de metaalfabriek op het bedrijfsterrein ingegaan. De opzichters waren als soldaten in de houding gaan staan en hadden gretig gerapporteerd, wetend dat ze voor een onverstandige woordkeuze zouden kunnen sterven. 'Ik heb vijfentwintig metaalarbeiders nodig,' zei Amon tegen de opzichters toen ze uitgerapporteerd waren. 'Vijfentwintig en niet meer. Wijs me degenen aan die geschoold zijn.' Een van de opzichters wees Levartov aan, en de rabbijn ging in de rij staan, maar zag dat Amon zijn selectie met speciale aandacht opmerkte. Natuurlijk wist je nooit welke rij zou worden weggevoerd of waarheen hij weggevoerd zou worden, maar meestal kon je erop gokken dat het veiliger was om in de rij van de geschoolden te staan. Zo ging de selectie verder. Levartov had gemerkt dat de metaalwerkplaatsen die ochtend vreemd leeg waren, doordat een aantal van degenen die bij de deur werkten of er de tijd kortten een waarschuwing hadden gekregen dat Goeth in aantocht was en stilletjes naar de kledingfabriek van Madritsch waren gegaan om zich tussen de rollen linnen te verbergen of te doen alsof ze naaimachines repareerden. De omstreeks veertig tragen of onoplettenden die in de metaalfabriek waren achtergebleven stonden nu in twee rijen tussen de werken de draaibanken. Iedereen was bang, maar degenen in de kortste rij voelden zich nog het onbehaaglijkst. Toen had een jongen van onbepaalde leeftijd, misschien pas zestien, misschien al negentien, vanuit het midden van de kortste rij geroepen: 'Maar Herr Kommandant, ik ben ook metaalspecialist.' 'O ja, Liebchen?' mompelde Amon, trok zijn dienstrevolver, stapte op de knaap af en schoot hem in het hoofd. Het daverende schot in deze metaalruimte sloeg de jongen tegen de muur. Hij was al dood, geloofde de ontzette Levartov, toen hij op de vloer van de werkplaats viel. De nog kortere rij werd nu naar het spoorwegdepot afgevoerd, het lijk van de jongen werd in een kruiwagen de heuvel over gebracht, de vloer werd schoongewassen, en de draaibanken werden weer in gebruik genomen. Maar Levartov was zich, terwijl hij aan zijn bank langzaam hekscharnieren maakte, bewust van de herkenning die even in Amons oog was opgelicht - de blik die had uitgedrukt:
Dat is er een.
De rabbijn had de indruk dat de jongen Amon door zijn uitroep slechts tijdelijk had afgeleid van Levartov zelf, het meer voor de hand liggende doelwit. Er waren een paar dagen voorbijgegaan, vertelde Stern Schindler, voordat Amon weer naar het metaalbedrijf toe was gekomen, het vol had aangetroffen en was rondgegaan om zijn eigen selectie voor de heuvel of de transporten te maken. Toen was hij bij de bank van Levartov blijven staan, zoals Levartov van tevoren had geweten. Levartov kon de aftershave van Amon ruiken en zag de gesteven manchet van zijn overhemd. Amon kon zich schitterend kleden. 'Wat ben je aan het maken?' vroeg de commandant. 'Herr Kommandant,' zei Levartov, 'Ik maak scharnieren.' De rabbijn wees daarbij op het hoopje scharnieren op de grond. 'Maak er nu een voor me,' beval Amon. Hij haalde een horloge uit zijn zak en begon de tijd op te nemen. Levartov sneed ijverig een scharnier, terwijl zijn vingers het metaal dwongen, druk op de draaibank uitoefenden; overtuigd zwoegende vingers, verrukt over hun bedrevenheid. Trillend de tijd in zijn hoofd bijhoudend produceerde hij in wat volgens hem achtenvijftig seconden waren een scharnier, en liet het aan zijn voeten vallen. 'Nog een,' mompelde Amon. Na zijn snelheidsproef was de rabbijn nu zelfverzekerder en werkte vol vertrouwen. Misschien een minuut later gleed het tweede scharnier naar zijn voeten. Amon bekeek het stapeltje. 'Je hebt hier vanaf zes uur vanmorgen gewerkt,' zei hij zonder zijn ogen op te slaan. 'En je kunt werken in het tempo dat je me net hebt laten zien - en toch maar zo'n piepklein hoopje scharnieren?' Levartov begreep natuurlijk dat hij vakkundig zijn eigen dood had bewerkstelligd. Amon voerde hem het middenpad af, terwijl niemand de moeite nam of dapper genoeg was om van zijn bank op te kijken. Om wat te zien? Een laatste gang. Laatste gangen waren gewoon in Plaszów. Buiten, in de lentelucht van het middaguur, zette Amon Menasja Levartov tegen de muur van de werkplaats, sjorde hem bij de schouder recht en haalde het pistool te voorschijn waarmee hij twee dagen tevoren de jongen had afgemaakt. Levartov knipperde en zag hoe de andere gevangenen, de grondstoffen van het kamp Plaszów kruiend en sjouwend, met gretige haast voorbij liepen om maar buiten schot te komen, terwijl de Krakauers onder hen dachten:
Mijn god, Levartov is aan de beurt.
Bij zichzelf mompelde hij het
Sjema Jisraëel
en hoorde de mechanismen van het pistool. De inwendige metaalbeweginkjes eindigden echter niet in een daverende knal, maar in een klik als van een sigarettenaansteker die geen vlam geeft. En als een ontevreden roker, met precies dat banale irritatieniveau, haalde Amon Goeth de kogelhouder uit de kolf van het pistool, verving hem, mikte nogmaals en vuurde. Terwijl de rabbijn zijn hoofd licht boog, in de normale menselijke veronderstelling dat de inslag van de kogel net als een stomp kon worden opgevangen was het enige dat uit Goeths pistool kwam nog een klik. Goeth begon prozaïsch te vloeken. '
Donnerwetter! Zum Teufel!'
Levartov had de indruk dat Amon ieder moment kon gaan afgeven op het gebrekkige vakmanschap van tegenwoordig, alsof ze twee vaklui waren die iets eenvoudigs voor elkaar probeerden te krijgen - een schroefdraad in een pijp maken, een gat in een muur boren. Amon stopte het defecte pistool weg in zijn zwarte holster en pakte uit zijn jaszak een revolver met paarlemoeren kolf, van een type waarover Levartov alleen maar in de wild-westboeken van zijn jongensjaren had gelezen.
Kennelijk,
dacht hij,
komen er geen kwijtscheldingen wegens technische mankementen. Hij gaat door. Ik zal door een cowboyrevolver sterven, en mochten alle slagpinnen zijn afgesleten, dan zal Hauptsturmführer Goeth op primitievere wapens terugvallen.
Zoals Stern het aan Schindler doorvertelde, was Menasja Levartov, toen Goeth nogmaals richtte en vuurde, al om zich heen gaan kijken of er niet iets in de buurt was dat, samen met die twee verbluffende storingen van Goeths dienstpistool, als ontsnappingsmiddel kon worden aangegrepen. Bij de hoek van de muur lag een stapel kolen - op zichzelf geen veelbelovend artikel. En weer die klik van een kapotte sigarettenaansteker. Amon leek tierend te proberen de loop van het ding van zijn lade te rukken. Nu ging rabbijn Levartov in de houding staan die hij de opzichters in de metaalfabriek had zien aannemen. 'Herr Kommandant, ik zou u willen melden dat mijn stapel scharnieren zo onbevredigend was doordat de machines vanmorgen opnieuw werden afgesteld. En daarom ben ik, voor het scharnierwerk in de plaats, aan het scheppen van die kolen gezet.' Levartov had het gevoel dat hij zich niet had gehouden aan de regels van het spel dat ze samen hadden gespeeld, het spel dat moest worden afgesloten met de logische dood van Levartov, even zeker als ganzenbord eindigt met het bereiken van nummer 63. Het was alsof de rabbijn de dobbelsteen had verstopt en het spel niet kon worden afgemaakt. Amon sloeg hem met een vrije linkerhand in het gezicht, en Levartov proefde in zijn mond bloed als garantie op zijn tong liggen. Daarop liet Hauptsturmführer Goeth Levartov gewoon bij de muur achter. De wedstrijd was echter, zoals Levartov en Stern wel begrepen, alleen maar geschorst. Dit verhaal vertelde Stern in het kantoor van de Bouwdienst van Plas
zów fluisterend aan Oskar. Stern, voorovergebogen, met zijn ogen opgeslagen, zijn handen gevouwen, was even scheutig met details als altijd. 'Het is geen probleem, hoor,' mompelde Oskar. Hij mocht Stern graag voeren. 'Waarom zo'n lang verhaal? Er is bij Emalia altijd plaats voor iemand die in minder dan een minuut een scharnier kan maken.' Toen Levartov en zijn vrouw in de zomer van 1943 naar het fabriekskamp Emalia kwamen, moest hij wat hij aanvankelijk als Schindlers godsdienstige grapjes beschouwde verduren. Vrijdagsmiddags placht Schindler in de munitiehal van
def
, waar Levartov aan een draaibank werkte, te zeggen: 'U hoort hier niet te zijn, rabbijn. U hoort de sjabbat voor te bereiden.' Maar toen Oskar hem eens een fles wijn toestopte om bij de plechtigheden te gebruiken, begreep Levartov dat de Herr Direktor hem niet voor de gek hield. De rabbijn mocht vrijdags altijd voor de schemering van zijn werkbank vandaan en ging dan naar zijn barak achter het draad op het achterterrein van
DEF.
Daar, onder de lijnen met zuur drogende was, te midden van de tot het dak reikende stapelbedden, sprak hij over een beker wijn de
kidoesj
uit. Onder de schaduw van een wachttoren van de SS, natuurlijk.
24
De Oskar Schindler die tegenwoordig op het fabrieksterrein van Emalia van zijn paard stapte was nog steeds het prototype van de magnaat. Hij had net zo'n gepolijst knap uiterlijk als George Sanders en Curd Jürgens, met welke beide filmsterren hij altijd werd vergeleken. Zijn rijbroek en jasje waren op maat gemaakt en zijn rijlaarzen glommen mooi. Hij zag eruit als een man voor wie het niets dan winst was wat de klok sloeg. Toch placht hij na afloop van zijn landelijke ritjes naar boven te gaan om zich te buigen over het soort rekeningen dat zelfs voor de geschiedenis van een excentrieke onderneming als
def
nieuw was. Broodtransporten van de bakkerij in Plaszów naar het fabriekskamp aan de Lipowastraat in Zablocie bestonden uit een paar honderd broden, die tweemaal per week werden afgeleverd, nu en dan met een symbolische halve vrachtwagenlading knollen erbij. Die paar licht beladen vrachtwagens met hun hoge achterkant werden ongetwijfeld met grote letters en verveelvoudigd in de boeken van commandant Goeth vermeld, en om hun goede gedrag bevoorrechte gevangenen als Chilowicz verkochten namens de Herr Hauptsturmführer het verschil tussen de karige voorraden die op de Lipowastraat aankwamen en de overvloedige fantasiekonvooien die Goeth op papier zette. Als Oskar voor zijn kampvoedsel van Amon afhankelijk was geweest, zouden zijn negenhonderd geïnterneerden ieder misschien driekwart kilo brood per week en om de drie dagen soep hebben gekregen. Tijdens eigen missies en via zijn bedrijfsleider gaf Oskar vijftigduizend zloty per maand aan zwarte-marktvoedsel voor zijn kampkeuken uit. Er waren weken waarin hij meer dan drieduizend ronde broden moest zien te vinden. Hij ging naar de stad en sprak met de Duitse bewindvoerders van de grote bakkerijen, en had Reichsmarken en twee of drie flessen in zijn aktetas. Oskar leek niet te beseffen dat hij in die zomer van 1943 een der kampioenen van heel Polen op het gebied van clandestien gevangenen voeden was, dat de kwade sluier van honger die overeenkomstig het SS-beleid over de grote doodsfabrieken en over elk der kleine, met prikkeldraad omheinde werksloppen moest hangen aan de Lipowastraat op gevaarlijk zichtbare wijze ontbrak. Die zomer deed zich een menigte incidenten voor die bijdroegen tot de Schindler-mythologie, de welhaast religieuze veronderstelling onder veel gevangenen in Plaszów en de hele bevolking van Emalia, dat Oskar een man was die ongekend heil aanbracht. In het begin van het bestaan van ieder nevenkamp kwamen hogere officieren van het hoofdkamp er op bezoek om te zorgen dat de energie der slaven op de meest radicale en voorbeeldige wijze werd gestimuleerd. Het staat niet vast welke kaderleden uit Plaszów precies Emalia bezochten, maar enkele gevangenen en Oskar zelf zouden altijd zeggen dat een van hen Goeth was. En als het Goeth niet was, dan was het Leo John, of Scheidt. Of anders Josef Neuschel, een beschermeling van Goeth. Het is niet onbillijk hun namen te noemen in verband met 'het op radicale en voorbeeldige wijze stimuleren van de energie'. Wie ze verder ook waren, ze hadden in de geschiedenis van Plaszów al felle acties ondernomen of oogluikend toegelaten. En nu, bij hun bezoek aan Emalia, snapten ze op het binnenterrein een gevangene, Lamus geheten, die een kruiwagen te langzaam over het fabrieksterrein voortduwde. Oskar zelf heeft later verklaard dat het Goeth was die daar die dag was en Lamus zo langzaam zag kruien en zich tot een jonge onderofficier, genaamd Grün, wendde - Grün was nog een beschermeling van Goeth, zijn lijfwacht, een ex-worstelaar. Het was in ieder geval Grün die bevel kreeg Lamus te executeren. Dus hield Grün hem aan, en de overigen gingen verder met het inspecteren van andere delen van het fabriekskamp. Het was iemand uit de metaalhal die naar het kantoor van de Herr Direktor boven rende en Schindler alarmeerde. Oskar kwam brullend de trap af, nog sneller dan op de dag dat Regina Perlman hem had bezocht, en bereikte het binnenterrein toen Grün juist bezig was Lamus tegen de muur te zetten. Oskar riep uit: Dat kunt u hier niet doen! Er komt geen werk meer uit de handen van mijn mensen als u begint te schieten. Ik heb uiterst belangrijke oorlogsorders, et cetera. Het was Schindlers standaardargument en hield de suggestie in dat er hogere officieren waren die Oskar kende en aan wie de naam van Grün zou worden doorgegeven als hij de produktie in Emalia belemmerde. Grün was sluw. Hij wist dat de anderen op hun inspectietocht waren verdergegaan naar de fabriekshallen, waar het gedender van metaalpersen en de herrie van draaibanken ieder geluid dat hij beliefde, of verzuimde, te maken zouden overstemmen. Lamus betekende zo weinig voor mensen als Goeth en John dat er naderhand waarschijnlijk geen onderzoek zou worden ingesteld. 'Wat zit er voor me in?' vroeg de SS'er aan Oskar. 'Zou wodka goed zijn?' zei Oskar. 'Anderhalve liter?' In de ogen van Grün was het een forse prijs. Voor een hele dag achter de mitrailleurs werken bij Aktionen, de geconcentreerde, dagelijkse executies in het oosten - voor het neerschieten van honderden -kreeg je een halve liter wodka. De jongens stonden in de rij om in dat commando te komen, zodat ze 's avonds met die drankprijs naar de kantines konden terugkeren. En daar bood de Herr Direktor hem driemaal zoveel aan om één keer iets na te laten. 'Ik zie die fles niet,' zei hij. Schindler porde Lamus al zachtjes van de muur vandaan en duwde hem toen buiten schot. 'Verdwijn!' schreeuwde Grün naar de kruier. 'U kunt de fles,' zei Oskar, 'aan het einde van de inspectie op mijn kantoor afhalen.' Oskar verrichtte een soortgelijke transactie toen de Gestapo een inval in de woning van een vervalser deed en, naast andere voltooide of bijna voltooide valse documenten, een stel Arische papieren vond, bestemd voor een familie die Wohlfeiler heette - moeder, vader, drie opgroeiende kinderen, allemaal arbeiders in Schindlers kamp. Twee mannen van de Gestapo kwamen daarom naar de Lipowastraat om het gezin op te halen voor een verhoor dat, via de Montelupichgevangenis, naar de Chujowa Górka zou leiden. Drie uur na het binnengaan van Oskars kantoor vertrokken de beide mannen, waggelend op de trap, glunderend van de tijdelijke goedmoedigheid van cognac, en wellicht van een betaling. De geconfisqueerde papieren lagen nu op Oskars bureau, en hij pakte ze op en gooide ze in het vuur. Vervolgens de gebroeders Danziger, die op een vrijdag een metaalpers in de soep lieten draaien. Brave, verblufte lieden, half geschoold, die met starende sjtetl-ogen opkeken van de machine die ze net luidruchtig hadden vernield. De Herr Direktor was voor zaken afwezig, en iemand - een fabrieksspion, zou Oskar altijd zeggen - gaf de Danzigers bij de leiding van Plaszów aan. De broers werden uit Emalia gehaald, en de volgende ochtend werd bij het appèl in Plaszów bekendgemaakt dat ze zouden worden opgehangen.
Aan het einde van de middag
(werd er aangekondigd)
zal men in Plaszów getuige zijn van de executie van twee saboteurs.
Wat de Danzigers natuurlijk vooral voor executie geschikt maakte was hun orthodoxe aura. Oskar kwam op zaterdagmiddag om drie uur van zijn zakenreisje naar Sosnowitz terug, drie uur voor de aangekondigde executie. Het nieuws van het vonnis lag op zijn bureau op hem te wachten. Hij reed direct door de voorsteden naar Plaszów, met cognac en wat goede
kielbasa
(worst) bij zich. Hij parkeerde bij het administratiegebouw en trof Goeth in zijn kantoor aan. Hij was blij de commandant niet uit een middagdutje te hoeven wekken. Niemand weet wat er die middag in het kantoor van Goeth is overeengekomen, in dat kantoor, verwant aan dat van Torquemada, waar Goeth ringbouten aan de muur had laten maken om er mensen voor straf of ter lering aan op te hangen. Het is echter moeilijk te geloven dat Amon met niet meer dan cognac en worst tevreden was. In ieder geval werd zijn bezorgdheid voor de ongeschonden staat der metaalpersen in het Reich door het gesprek afgezwakt, en om zes uur, het tijdstip van hun executie, keerden de gebroeders Danziger op de pluchen achterbank van Oskars limousine terug naar de heerlijke smerigheid van Emalia. Dit waren natuurlijk allemaal gedeeltelijke overwinningen. Het is een kenmerk van caesars, wist Oskar, dat ze straffen even irrationeel kwijtschelden als opleggen. Emil Krautwirt, overdag werktuigkundige in de radiatorfabriek achter de barakken van Emalia, was een der bewoners van Oskars SS-nevenkamp. Hij was jong en had aan het eind van de jaren dertig zijn diploma behaald. Net als de anderen in Emalia noemde Krautwirt het oord Schindlers kamp, maar door Krautwirt mee naar Plaszów te nemen om hem bij wijze van voorbeeld op te hangen, liet de SS zien van wie het kamp in werkelijkheid was, althans wat betreft enkele aspecten van het bestaan ervan. Voor het kleine aantal mensen uit Plaszów dat tot in vredestijd zou voortleven was het ophangen van de werktuigkundige Krautwirt, na hun eigen intieme verhalen over pijn en vernedering, het eerste dat ze zouden vertellen. De SS was altijd zuinig met schavotten, en in Plaszów leek de galg op een lang samenstel van lage doelpalen, zonder de majesteit van de galgen uit de geschiedenis, van de guillotine uit de Franse revolutie, van het Elizabethaanse schavot, of de lange statigheid van de gevangenisgalg op het achterterrein van de sheriff. In vredestijd gezien zouden de galgen van Plaszów en Auschwitz niet door hun statigheid beangstigen, maar door hun gewoonheid. Maar zoals moeders van kindertjes in Plaszów zouden ontdekken, konden vijfjarigen vanuit de massa der gevangenen op de Appellplatz zelfs bij zo'n gewone constructie nog te veel van een executie zien. Samen met Krautwirt zou ook een zestienjarige jongen, genaamd Haubenstock, worden opgehangen. Krautwirt was veroordeeld voor een paar brieven die hij aan opstandigen in de stad Krakau had geschreven. Maar bij Haubenstock was het dat men hem
Wolga, Wolga, Kalinka Maja
en andere verboden Russische liederen had horen zingen, met de bedoeling - volgens zijn doodvonnis - de Oekraïense bewakers voor het bolsjewisme te winnen. Tot de regels van het executieritueel binnen Plaszów behoorde stilte. Anders dan bij het feestelijke ophangen van weleer had de val er in volstrekte stilte plaats. De gevangenen stonden in aaneengesloten rijen en werden in het oog gehouden door mannen en vrouwen die wisten hoe ver hun macht reikte: door Hujar en John, door Scheidt en Grün, door de onderofficieren Landsdorfer, Amthor en Grimm, Ritschek en Schreiber, en door de onlangs aan Plaszów toegevoegde SS-bewaaksters, allebei volleerd in het gebruik van de wapenstok -Alice Orlowski en Luise Danz. Onder zulk toezicht werd het gesmeek der veroordeelden in stilte aangehoord. De werktuigkundige Krautwirt zelf leek eerst verdoofd en had niets te zeggen, maar de jongen hield met ongelijkmatige stem luidkeels een redenatie tegen de Hauptsturmführer, die naast het schavot stond. 'Ik ben geen communist, Herr Kommandant. Ik moet niets van het communisme hebben. Het waren maar liedjes. Gewone liedjes.' De beul, een joodse slager uit Krakau die voor een eerder gepleegd misdrijf gratie had gekregen op voorwaarde dat hij dit werk op zich zou nemen, zette Haubenstock op een kruk en legde de strop om zijn hals. Hij begreep dat Amon de jongen als eerste wilde laten hangen, niet wilde dat de discussie zich zou voortslepen. Toen de slager de steun onder Haubenstock wegtrapte, brak het touw, en de jongen kroop, paars en naar adem happend, met de strop om zijn hals op handen en knieën naar Goeth toe, terwijl hij doorging met zijn gesmeek, zijn hoofd tegen de enkels van de commandant beukte en diens benen omarmde. Het was de meest extreme onderwerping; het verleende Goeth nogmaals het koningschap dat hij de afgelopen koortsachtige maanden had uitgeoefend. Op een Appellplatz vol open monden waar, op een zacht geruis, een suizelen als van wind in zandduinen na, geen geluid uit kwam, haalde Amon zijn pistool uit zijn holster, trapte de jongen weg en schoot hem door het hoofd. Toen de arme Krautwirt zag hoe gruwelijk de jongen werd geëxecuteerd, pakte hij een scheermesje dat hij in zijn zak had verborgen en sneed zich de polsen door. De gevangenen vooraan zagen dat hij zichzelf aan beide armen dodelijk had verwond. Maar Goeth beval de beul hoe dan ook door te gaan, en twee Oekraïeners, bespat met het bloed uit Krautwirts wonden, tilden hem op het schavot, waar hij, uit beide polsen hevig bloedend, voor de ogen der joden van Zuid-Polen aan het galgentouw stikte.