Authors: Thomas Keneally
vei
spreidden, wel van bewust. Op een avond was een lange, slanke, grijze officier van de Waffen-SS bij Amon komen eten en had, stevig drinkend, de Rosners maar steeds om het Hongaarse lied 'Sombere zondag' gevraagd. Dat lied is een emotionele gemoedsuitstorting waarin een jongeman op het punt staat omwille van de liefde zelfmoord te plegen. Het had precies het soort buitensporige gevoel dat, zoals Henry had gemerkt, zich ontspannende SS'érs aansprak. Het had in de jaren dertig zelfs beruchtheid genoten - de regeringen van Hongarije, Polen en Tsjechoslowakije hadden overwogen het te verbieden omdat het door zijn populariteit een golf van uit liefdesfrustratie voortvloeiende zelfmoorden had teweeggebracht. Jongelieden die op het punt stonden zich door het hoofd te schieten haalden er in hun afscheidsbrieven coupletten uit aan. Het was een lied waarover het
Reichspropagandaministerium
allang een banvloek had uitgesproken. En nu kwam deze lange, chique gast, oud genoeg voor zoons en dochters in de tienerleeftijd die zelf in de buitensporigheden der kalverliefde verstrikt waren, maar steeds naar de Rosners toe om te zeggen: 'Speel "Sombere zondag" eens.' En ook al zou Goebbels er geen toestemming voor hebben gegeven, niemand ging er in de wildernis van Zuid-Polen over in discussie met een ss-hoofdofficier met ongelukkige herinneringen aan een liefdesaffaire. Nadat de gast vier of vijf keer om het lied had gevraagd, werd Henry door een absurde overtuiging gegrepen. Muziek was in haar oorspronkelijke stamfunctie altijd iets magisch. En niemand in Europa had een beter gevoel voor de macht van de viool dan een Krakause jood als Henry, die uit zo'n familie kwam waar muziek niet zozeer geleerd, als wel geërfd wordt, net zoals dat gaat met de status van
kohen,
of erfpriester. Nu dacht Henry ineens, zoals hij later zou zeggen: God, als ik het voor elkaar krijg, pleegt die zak misschien zelfmoord. De verboden muziek van 'Sombere zondag' had in Amons eetkamer door herhaling legaliteit verworven, en nu verklaarde Henry er de oorlog mee, terwijl Leo met hem meespeelde en ze gerust werden gesteld door de blikken van welhaast dankbare melancholie die de knappe officier op hen richtte. Henry zweette, want hij geloofde dat hij de SS'er zo zichtbaar naar zijn dood stond te spelen, dat Amon het elk moment in de gaten zou kunnen krijgen en hem naar achter de villa kon meenemen om hem terecht te stellen. Wat Henry's uitvoering betreft, het is irrelevant om te vragen of die goed of slecht was. Zijn uitvoering was bezeten. En maar één man, de officier, merkte het en keek met instemming, door het kabaal van de dronken Bosch en Schemer, Czurda en Amon heen, vanaf zijn stoel Henry voortdurend recht in de ogen, alsof hij ieder ogenblik kon opspringen en zeggen: 'Natuurlijk, heren. De violist heeft volkomen gelijk. Het heeft geen zin om zulke smart nog te verduren.' De Rosners bleven het lied herhalen tot voorbij de limiet waarbij Amon normaliter 'Genoeg!' zou hebben geschreeuwd. Ten slotte stond de gast op en ging naar buiten, het balkon op. Henry wist meteen dat alles wat hij de man kon aandoen was gedaan. Hij en zijn broer gingen op wat Von Suppé en Lehar over en wisten hun sporen zo met volbloed operette uit. De gast bleef in zijn eentje op het balkon en onderbrak na een half uur een gezellig feestje door zichzelf door het hoofd te schieten. Zo was het in Plaszów met de seks gesteld. Luizen, platjes en aandriften binnen het draad, moord en waanzin aan de periferie ervan. En er middenin voerden Josef Bau en Rebecca Tannenbaum hun rituele baltsdans uit.
Dat jaar onderging Plaszów midden in de sneeuwtijd een statusverandering die voor alle geliefden binnen het draad ongunstig was. Begin januari 1944 kreeg het de aanduiding Konzentrationslager en kwam het onder het centrale gezag van generaal Oswald Pohls SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt in Oranienburg, in de buurt van Berlijn. Ook nevenkampen van Plaszów, zoals Oskar Schindlers Emalia, kwamen nu onder toezicht van Oranienburg, en de politiechefs Schemer en Czurda raakten hun directe gezag erover kwijt. Het arbeidsloon van al die gevangenen die bij Oskar en Madritsch in dienst waren ging niet langer naar de Pomorskastraat, maar naar het bureau van generaal Richard Glücks, hoofd van Pohls Afdeling D (Concentratiekampen). Oskar moest nu, als hij iets gedaan wilde krijgen, niet alleen naar Plaszów rijden om Amon te vermurwen, niet alleen Julian Schemer op de maaltijd nodigen, maar ook in contact treden met bepaalde functionarissen in het grote bureaucratische complex Oranienburg. Oskar nam al spoedig een gelegenheid waar om naar Berlijn te reizen en de mensen te ontmoeten die zijn dossiers zouden behandelen. Oranienburg was als concentratiekamp begonnen. Nu was het een verzameling verspreid liggende administratieve barakken geworden. Vanuit de kantoren van Afdeling D werden alle aspecten van leven en dood in de gevangenenkampen geregeld. Het hoofd ervan, Richard Glücks, droeg in overleg met Pohl ook de verantwoordelijkheid voor het scheppen van evenwicht tussen arbeiders en kandidaten voor de gaskamers, voor de wiskundige vergelijking waarbij X degenen voorstelde die slavenarbeid moesten verrichten en Y de directer veroordeelden. Glücks had voor iedere gebeurtenis procedures vastgelegd, en van zijn afdeling kwamen memo's die waren gesteld in het verdovende jargon van de plannenmaker, de papierschuiver, de afstandelijke specialist.
ss-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt
Hoofd Afdeling D (Concentratiekampen)
D
1-az:
14fl-Ot-S
-geh tgb no
453-44
Aan de commandanten der concentratiekampen
Da, Sah, Bu, Mau, Slo, Neu, Au
i
-
iii
,
Gr-Ro, Natz, Stu, Rav, Herz, A-L-Bels,
Gruppenl. D.Riga, Gruppenl. D.Krakau (Plaszów)
Het aantal aanvragen van kampcommandanten voor bestraffing met slaag in gevallen van sabotage door gevangenen in de oorlogsproductenindustrieën neemt toe. Verzoeke voortaan in alle
bewezen
gevallen van sabotage (een rapport van de leiding moet worden bijgesloten) een aanvrage voor terechtstelling door ophanging in te dienen. De terechtstelling dient plaats te vinden ten overstaan van alle leden van het betrokken werkcommando. De reden voor de terechtstelling dient te worden bekendgemaakt teneinde een afschrikwekkende werking te hebben.
(Was getekend) SS-Obersturmführer
In deze griezelige kanselarij behandelden sommige dossiers de lengte die het haar van een gevangene moest hebben voordat het van economisch nut werd beschouwd voor 'de fabricage van haargaren sokken voor onderzeebootbemanningen en haarvilten schoeisel voor de Rijksspoorwegen', terwijl andere zich bezighielden met de vraag of het formulier waarop 'sterfgevallen' werden geregistreerd in de dossiers van acht afdelingen moest worden opgeslagen of alleen per brief worden gerapporteerd en zodra de systeemkaart was bijgewerkt in het personeelsarchief worden opgenomen. En hier kwam Herr Oskar Schindler uit Krakau om over zijn fabriekskampje in Zablocie te praten. Ze wezen iemand van middelhoge status aan om hem af te handelen, een personeelsfunctionaris met de rang van hoofdofficier. Oskar treurde niet. Er waren er die meer joodse kamparbeiders in dienst hadden dan hij. Je had de giganten, Krupp natuurlijk en de IG Farben. Je had de kabelfabriek in Plaszów. Walter C. Toebbens, de Warschause industrieel bij wie Himmler pogingen had ondernomen hem onder dwang de Wehrmacht in te krijgen, gebruikte op grotere schaal arbeidskrachten dan Schindler. Dan waren er nog de staalfabriek in Stalowa Wola, de vliegtuigfabrieken in Budzyn en Zakopane en de Steyr-Daimler-Puch-fabriek in Radom. De personeelsofficier had de kaarten van Emalia op zijn bureau. Ik hoop, zei hij korzelig, dat u de omvang van uw kamp niet wilt vergroten. Dat zou onmogelijk zijn zonder naar een tyfusepidemie te solliciteren. Oskar wuifde die gedachte opzij. Het ging hem om de blijvende positie van zijn arbeidskrachten, zei hij. Hij had over die kwestie, vertelde hij de officier, met een vriend van hem, kolonel Erich Lange, gesproken. Die naam betekende iets voor de SS'er, merkte Oskar. Oskar haalde een brief van de kolonel te voorschijn, en de personeelsofficier ging achterover zitten om hem te lezen. Het was stil in het kantoor - het enige dat je uit andere vertrekken kon horen was gekras van pennen en geritsel van papieren en rustig, serieus gepraat, alsof ze hier geen van allen wisten dat ze het middelpunt vormden van een netwerk van gegil. Kolonel Lange was een man van invloed, chef-staf van de Rüstungsinspektion op het hoofdkwartier van het leger in Berlijn. Oskar had hem op een party in generaal Schindlers kantoor in Krakau ontmoet. Ze hadden elkaar vrijwel direct gemogen. Het kwam op party's veel voor dat twee mensen een zekere weerstand tegen het regime bij elkaar bespeurden en dat ze zich in een hoek terugtrokken om elkaar te beproeven en misschien vriendschapsbanden aan te knopen. Erich Lange was met afschuw vervuld door de fabriekskampen van Polen - door de fabriek van de IG Farben in Buna bij voorbeeld, waar ploegbazen het 'werktempo' van de SS overnamen en gevangenen al rennend cement lieten lossen, waar de lijken van de verhongerden, de gebrokenen in voor kabels gegraven greppels werden gesmeten en, samen met de kabels, met cement werden bedekt. 'Jullie zijn hier niet om te leven maar om in cement onder te gaan,' had een bedrijfsleider tegen nieuwkomers gezegd, en Lange had het gehoord en zich belabberd gevoeld. Zijn brief aan Oranienburg was door een paar telefoontjes voorafgegaan, en in telefoontjes en brief werd dezelfde stelling geponeerd: Herr Schindler levert, met zijn kantine-uitrustingen en hulzen voor 45mm anti-tankgranaten, in de ogen van deze Inspectie een belangrijke bijdrage aan onze nationale overlevingsstrijd. Zijn personeel bestaat uit geschoolde specialisten, en er moet niets worden gedaan dat zou leiden tot een verstoring van het werk dat ze onder toezicht van Herr Direktor Schindler uitvoeren. De personeelsofficier was onder de indruk en zei dat hij openhartig met Herr Schindler zou spreken. Men had geen plannen om de status van het kamp in Zablocie te veranderen of zich met de bevolking ervan te bemoeien. De Herr Direktor moest echter begrijpen dat de situatie van joden, zelfs van geschoolde arbeiders in de wapenindustrie, altijd riskant was. Neem nu onze eigen SS-bedrijven. Bij de SS-onderneming
Ostindustrie
werken gevangenen in een turffabriek, een borstelmakerij en een ijzergieterij in Lublin, bij uitrustingsfa-brieken in Radom, bij een bontwerkerij in Trawniki. Maar andere takken van de SS schieten de arbeidskrachten voortdurend dood, en nu is Osti praktisch gesproken buiten bedrijf. Zo houdt ook het personeel van de dodingscentra nooit een voldoende percentage gevangenen voor fabriekswerk achter. Er is al veelvuldig over deze kwestie gecorrespondeerd, maar ze zijn onverzoenlijk, die lui in het veld. 'Natuurlijk,' zei de personeelsofficier, tegen de brief tikkend, 'zal ik voor u doen wat ik kan.' 'Ik begrijp het probleem,' zei Oskar, de SS'er met die stralende glimlach aankijkend. 'Als ik mijn erkentelijkheid soms op een of andere manier kan uitdrukken...' Oskar vertrok ten slotte uit Oranienburg met althans enkele garanties ten aanzien van de continuïteit van het kamp op zijn achterterrein in Krakau.
De nieuwe status van Plaszów had voor geliefden het nadelige gevolg dat er een passende disciplinaire scheiding tussen de seksen - zoals in een reeks memo's van het SS-Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt bepaald - werd aangebracht. De afrasteringen tussen het kamp der mannen en dat der vrouwen, de buitenomheining en de afrastering om het bedrijfsgedeelte werden allemaal geëlektrificeerd. Het voltage, de draadafstand, het aantal geëlektrificeerde draden en isolatoren werden allemaal door richtlijnen van het Hauptamt bepaald. Amon en zijn officieren hadden al snel door wat voor strafmogelijkheden hiermee werden geschapen. Nu kon je mensen vierentwintig uur achter elkaar tussen de geëlektrificeerde buitenomheining en de neutrale, oorspronkelijke binnenomheining laten staan. Als ze van vermoeidheid wankelden, wisten ze dat enkele centimeters achter hun rug de honderden volts liepen. Mundek Korn bij voorbeeld zag zich, toen hij naar het kamp terugkeerde met een werkcommando waaraan één gevangene ontbrak, een dag en een nacht in die engte geplaatst. Maar misschien wel erger dan het risico van tegen het draad vallen was dat de elektrische stroom vanaf het einde van het avondappèl tot het ochtendreveil als een gracht tussen man en vrouw liep. De tijd voor contact was nu teruggebracht tot de korte fase dat men op de Appellplatz rondliep, voordat de bevelen om rijen te vormen werden geschreeuwd. Ieder paar verzon een wijsje, floot het in de menigte en spande zich in om te midden van een woud van fluittonen het antwoordrefrein op te vangen. Ook Rebecca Tannenbaum besloot tot een codewijsje. De eisen van het SS-Hauptamt van generaal Pohl hadden de gevangenen van Plaszów gedwongen de paartactiek van vogels over te nemen. En zo zette de formele romance van Rebecca en Josef zich voort. Toen kreeg Josef op de een of andere manier uit het kledingmagazijn de jurk van een dode vrouw te pakken. Vaak ging hij, na het appèl bij de mannenlinies, naar de latrines, trok de lange jurk aan en zette een orthodoxe vrouwenhoed op zijn haar. Dan kwam hij naar buiten en sloot zich bij de vrouwenrijen aan. Van zijn korte haar zou geen enkele SS-bewaker vreemd hebben opgekeken, omdat de meeste vrouwen wegens luizen waren kaalgeschoren. Dus ging hij met de dertienduizend vrouwelijke gevangenen het vrouwenkamp in en bracht, Rebecca zittend gezelschap houdend, de nacht in barak 57 door. In Rebecca's barak hielden de oudere vrouwen Josef aan zijn woord. Als hij een traditionele verkering wilde, zouden zij hun traditionele rol van chaperonne vervullen. Josef was daarom ook voor hen een geschenk, een vrijbrief om hun vooroorlogse rituele identiteit te spelen. Vanaf hun vier lagen hoge stapelbedden keken ze op de twee kinderen neer, totdat iedereen in slaap viel. Ook al was er misschien wel een die dacht:
Laten we ons er in tijden als deze niet al te druk om maken wat de kinderen in het holst van de nacht uitvoeren,
gezegd werd het nooit. Twee van de oudere vrouwen zouden zich in feite samen op één smalle richel persen, zodat Josef een eigen bed zou kunnen hebben. Het ongemak, de reuk van het andere lichaam, het risico dat er luizen van je vriendin naar jezelf verhuisden - niets daarvan was zo belangrijk, zo cruciaal voor het zelfrespect als dat de verkering in overeenstemming met de normen zou verlopen. Aan het einde van de winter ging Josef, met de armband van de Bouwkundige Dienst om, de vreemd ongerepte sneeuw in de strook tussen de binnenomheining en het geëlektrificeerde hek in en deed, met een stalen meetlat in zijn hand, onder de ogen van de met gewelfde daken bedekte wachttorens, alsof hij om een of andere bouwkundige reden het niemandsland opmat. Aan de voet van de met porseleinen isolatoren bezette betonnen palen groeiden de eerste kleine bloemetjes van dat jaar. Flitsend zijn stalen meetlat hanterend plukte hij ze, stopte ze in zijn jasje en liep er toen het kamp mee door en de Jerozolimskastraat op. Net toen hij met zijn borst vol bloemen de villa van Amon passeerde, verscheen Amon zelf in de voordeur en begaf zich rijzig de trap af. Josef Bau bleef staan. Het was uitermate gevaarlijk om te blijven staan, om voor de ogen van Amon schijnbaar in een beweging te stoppen. Maar gestopt zijnde, leek hij er bevroren. Hij vreesde dat het hart dat hij zo voortvarend en oprecht aan de wees Rebecca had verpand nu waarschijnlijk gewoon een van Amons mikpunten zou worden. Maar toen Amon langs hem heen liep zonder hem op te merken, zonder er bezwaar tegen te maken dat hij daar met een ongebruikte meetlat in zijn handen stond, concludeerde Josef Bau dat het zoiets als een garantie betekende. Niemand ontkwam aan Amon, tenzij het een soort lot was. Geheel opgedirkt in zijn schietuniform was Amon op een dag onverwachts door de achterpoort het kamp binnengekomen en had in de garage het meisje Warrenhaupt aangetroffen terwijl ze onderuitgezeten in een limousine zichzelf in de achteruitkijkspiegel bekeek. De autoraampjes die ze had moeten schoonmaken waren nog vuil. Daarvoor had hij haar gefusilleerd. En dan waren er die moeder en dochter die Amon door een keukenraam had opgemerkt. Ze hadden te langzaam aardappels zitten schillen. Dus had hij, over de vensterbank naar binnen leunend, hen allebei doodgeschoten. Toch was hier bij zijn bordes iets waaraan hij een grote hekel had, een stokstil staande joodse minnaar en tekenaar met een meetlat bungelend in zijn handen. En Amon was erlangs gelopen. Bau voelde de aandrang om dit ongekende geluk met een nadrukkelijke daad te bevestigen. De allernadrukkelijkste daad was natuurlijk trouwen. Hij ging naar het administratiegebouw terug, beklom de trap naar het kantoor van Stern, zocht Rebecca op en vroeg haar ten huwelijk. Rebecca was blij en bezorgd te merken dat er nu haast in het spel was gekomen. Die avond ging hij in de jurk van de dode vrouw weer bij zijn moeder en de raad van chaperonnes in barak 57 langs. Ze wachtten alleen maar op de komst van een rabbijn. Maar als er rabbijnen kwamen, bleven ze, naar Auschwitz onderweg, maar een paar dagen - niet lang genoeg voor mensen die behoefte hadden aan de ceremoniën van
kidoesjim
en
nissoeim
om hen te kunnen opsporen en hen, voor ze in de oven stapten, om een laatste uitoefening van hun priesterschap te vragen. Op een bijtend koude zondagavond in februari trouwde Josef met Rebecca. Er was geen rabbijn bij. Mevrouw Bau, de moeder van Josef, leidde de plechtigheid. Ze waren liberale joden, zodat ze het zonder een in het Aramees geschreven
ketoeba
konden stellen. In de werkplaats van Wulkan de juwelier had iemand twee ringen gemaakt van een zilveren lepel die mevrouw Bau verborgen tussen de dakspanten had bewaard. Op de vloer van de barak draaide Rebecca zevenmaal om Josef heen, en verbrijzelde Josef glas - een afgedankt lichtpeertje uit het kantoor van de Bouwdienst - onder zijn hak. Het paar had het bovenste bed van de stellage gekregen, waar ter wille van de privacy dekens voor gehangen waren. In het donker klommen Josef en Rebecca ernaar toe, en overal om hen heen klonken de aardse grappen op. Bij bruiloften in Polen was er altijd een periode van ontheffing, waarin de profane liefde aan het woord kon komen. Als de bruiloftsgasten de traditionele dubbelzinnigheden niet zelf wilden debiteren, konden ze er een professionele bruiloftsgrappenmaker bij halen. Vrouwen die misschien in de jaren twintig en dertig bij bruiloften rechtop gezeten afkeurende gezichten naar de gewaagde huurkomiek en de schaterlachende mannen hadden getrokken en zichzelf, als rijpe vrouwen, alleen zo nu en dan door geamuseerdheid hadden laten bevangen, traden vanavond in de plaats van alle afwezige en dode bruiloftskomieken van Zuid-Polen. Josef en Rebecca hadden niet langer dan tien minuten in het bovenbed gelegen toen de lichten in de barak aangingen. Door de dekens kijkend zag Josef Untersturmführer Scheidt door de beddenravijnen patrouilleren, en hij werd weer door hetzelfde angstige noodlotsge-voel overmand. Ze hadden natuurlijk ontdekt dat hij niet in zijn barak was en een van de ergste officieren erop uitgestuurd om hem in de barak van zijn moeder te zoeken. Amon was die dag bij de villa alleen maar blind voor hem geweest opdat Scheidt, die snel met de trekker was, hem op zijn huwelijksnacht zou kunnen komen doodschieten! Hij begreep ook dat alle vrouwen gecompromitteerd waren - zijn moeder, zijn bruid, de getuigen, degenen die de meest verrukkelijk-gênante grappen hadden gemaakt. Hij begon verontschuldigingen te mompelen, vergiffenis te vragen. Rebecca zei dat hij stil moest zijn en haalde het scherm van dekens naar beneden. Op dit uur van de nacht, redeneerde ze, ging Scheidt niet naar een bovenbed klimmen, tenzij hij werd uitgedaagd. De vrouwen in de lagere bedden gaven haar hun strokussentjes door. Josef mocht dan de verkering hebben georganiseerd, nu was hij het kind dat verborgen moest worden. Rebecca duwde hem stevig in de hoek van het bed en bedekte hem met kussens. Ze zag hoe Scheidt beneden haar langsliep en de barak via de achterdeur verliet. De lichten gingen uit, en te midden van een laatste gesputter van duistere, aardse grapjes werden de Baus weer in hun privacy hersteld. Binnen enkele minuten begonnen de sirenes echter te loeien. Iedereen ging in het donker overeind zitten. Het geluid betekende voor Bau dat ze inderdaad vastbesloten waren dit rituele huwelijk kapot te maken. Ze hadden zijn lege bed in het mannenkwartier écht ontdekt en maakten nu serieus jacht op hem. In het donkere gangpad liepen de vrouwen rond. Zij begrepen het ook. Vanuit het bovenste bed hoorde hij ze het zeggen. Door zijn ouderwetse liefde zouden ze allemaal omkomen. De Blockalteste, die zich zo welwillend tegenover de hele zaak had opgesteld, zou als eerste worden doodgeschoten wanneer de lichten aangingen en ze een bruidegom in symbolische vrouwenvodden aantroffen. Josef Bau greep zijn kleren. Hij gaf zijn vrouw een vluchtige zoen, gleed naar beneden en rende de barak uit. Buiten in het donker sneed het gejank der sirenes door hem heen. Hij rende over vuile sneeuw met zijn jasje en oude jurk opgerold onder zijn oksels. Wanneer de lichten aangingen, zou hij door de torens worden gezien. Maar hij had het wilde idee dat hij aan de lichten boven de omheining kon ontkomen, dat hij zelfs tussen, twee stroomstoten door over de afrastering heen kon klimmen. Eenmaal terug in het mannenkamp kon hij wel een smoesje over diarree verzinnen, zo van dat hij naar de latrines was gegaan, daar in elkaar gezakt en door het geluid van sirenes weer bijgekomen was. Maar zelfs als hij werd geëlektrokuteerd, wist hij onder het rennen, zou hij nog niet kunnen bekennen welke vrouw hij had bezocht. Op het noodlottige draad afrennend begreep hij niet dat zich een schoolklasachtige scène op de Appellplatz zou moeten afspelen en dat Rebecca er hoe dan ook toe zou worden gebracht naar voren te treden. In de afrastering tussen het mannen- en het vrouwenkamp in Plaszów liepen negen geëlektrificeerde draden. Josef Bau sprong hoog op, zodat zijn voeten op de derde draad steun zouden vinden en zijn handen, als hij zich uitstrekte, misschien bij de tweede van boven konden komen. In zijn verbeelding zou hij zich dan met ratachtige snelheid over de draden reppen. In werkelijkheid belandde hij echter in het dradennét en bleef er gewoon hangen. Hij dacht dat de koude van het metaal in zijn handen de eerste aankondiging van de stroom was. Maar er was geen stroom. Er waren geen lichten. Uitgestrekt tegen de afrastering speculeerde Josef Bau er niet over waarom er geen spanning op stond. Hij klom naar boven en sprong met een zwaai het mannenkamp in.
Je bent een getrouwd man,
zei hij bij zichzelf. Hij glipte de latrines bij de washokken in. 'Een vreselijke diarree, Herr Oberscharführer.' Hijgend stond hij in de stank. Amons blindheid op de dag van de bloemen... de gemeenschap, met weerbarstig geduld verbeid, tweemaal onderbroken... Scheidt en de sirenes... problemen met de lichten en het draad - wankelend en naar adem happend vroeg hij zich af of hij de ambivalentie van zijn leven kon uithouden. Net als anderen verlangde hij naar een definitievere redding. Hij liep naar buiten en sloot zich als een der laatsten bij de rijen voor zijn barak aan. Hij beefde, maar was ervan overtuigd dat de Alteste hem wel zou dekken. 'Ja, Herr Untersturmführer, ik heb Haftling Bau toestemming gegeven naar de latrines te gaan.' Ze zochten hem helemaal niet. Ze zochten drie jonge zionisten die waren ontsnapt in een vrachtwagenlading produkten uit de stoffeerderij, waar ze Wehrmacht-matrassen van zeegras maakten.