Schindlers list (12 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

 

10

 

De leden van Artur Rosenzweigs Joodse Raad, die zichzelf nog steeds als hoeders van de levensadem en gezondheid en broodrantsoenen van de geïnterneerden van het getto zagen, prentten de mannen van de joodse gettopolitie in dat ze ook dienaren van het publiek waren. Ze namen meestal jongemannen met een meedogende instelling en enige opleiding in dienst. Hoewel de
od
op het hoofdkwartier van de SS werd beschouwd als een doodgewoon hulppolitiekorps dat als ieder ander politiekorps bevelen zou accepteren, was dat toch niet het beeld waarmee de meeste OD'ers in de zomer van '41 leefden. Het valt niet te ontkennen dat de OD'er naarmate de getto's ouder werden steeds meer een verdachte figuur, een vermoedelijke collaborateur werd. Sommige OD'ers voorzagen de ondergrondse van informatie en tartten het systeem, maar het merendeel van hen vond misschien dat hun bestaan en dat van hun families in steeds hogere mate afhankelijk werd van de medewerking die ze de SS verleenden. Voor eerlijke mensen zou de
od
iets verderfelijks worden. Voor schurken was hij een mooie gelegenheid. Maar in de eerste maanden leek de
od
in Krakau een heilzaam korps. Leopold Pfefferberg kon wel als symbool van de ambivalentie van het lidmaatschap ervan dienen. Toen al het onderwijs aan joden, zelfs het door de Joodse Raad georganiseerde, in december 1940 werd afgeschaft, was Poldek een baantje aangeboden dat bestond uit het reguleren van rijen wachtende mensen en het bijhouden van het afsprakenboek op het Huisvestingsbureau van de Joodse Raad. Het was een deeltijdbaan, maar het gaf hem een dekmantel waaronder hij met een zekere vrijheid in Krakau kon rondreizen. In maart 1941 was de
od
zelf opgericht met het verklaarde doel bescherming te bieden aan de joden die het getto van Podgórze vanuit andere delen van de stad binnenkwamen. Poldek aanvaardde de uitnodiging om de pet van de
od
op te zetten. Hij geloofde dat hij het doel ervan begreep - dat die niet alleen voor rationeel gedrag binnen de muren moest zorgen, maar ook die juiste mate van schoorvoetend opgebrachte groepsgehoorzaamheid moest bereiken die er in de geschiedenis van het Europese jodendom over het algemeen voor heeft gezorgd dat de onderdrukkers sneller weggaan, vergeetachtig worden, zodat het leven tijdens hun fasen van vergeetachtigheid weer leefbaar kan worden. Terwijl Pfefferberg zijn
od-pet
droeg, voerde hij tegelijkertijd clandestiene goederen - lederwaren, sieraden, bontwerk, bankbiljetten -door de poort het getto in en uit. Hij kende de wachtmeester bij de poort, Oswald Bosko, een politieman die zo opstandig tegen het regime was geworden dat hij grondstoffen het getto binnenliet om te worden verwerkt tot goederen - kleren, wijn, ijzerwaren - en die goederen er dan weer uit liet om in Krakau te worden verkocht, allemaal zonder zelfs maar om smeergeld te vragen. Na het getto, de functionarissen aan de poort, de rondhangende
schmalzownicks,
of informanten, achter zich te hebben gelaten, deed Pfefferberg dan in een rustig steegje de joodse armband af voordat hij verder ging om in Kazimierz of het Centrum zaken te doen. Op de muren van de stad en boven de hoofden van medepassagiers in de trams las hij dan de affiches van de dag: de scheermesreclames, de laatste verordeningen van de Wawel over het verlenen van onderdak aan Poolse bandieten, de leus
'Joden - Luizen - Vlektyfus',
het aanplakbord met de afbeelding van een maagdelijk Pools meisje dat eten overhandigde aan een jood-met-haviksneus wiens schaduw die van de duivel was.
'Wie een jood helpt, helpt Satan.
'Aan kruidenierswinkels hingen afbeeldingen van joden die ratten tot pasteien hakten, water bij melk deden, luizen in gebak goten, met vuile voeten deeg kneedden. Het bestaan van het getto werd in de straten van Krakau gelegitimeerd door kunst op affiches, door tekstschrijvers van het ministerie van Propaganda. En Pfefferberg, met zijn Arische voorkomen, liep rustig beneden de kunstwerken, met in zijn hand een koffer vol kleren of sieraden of bankbiljetten. Pfefferbergs grootste slag was vorig jaar geweest, toen gouverneur Frank briefjes van honderd en vijfhonderd zloty aan de circulatie had onttrokken en geëist dat de bestaande briefjes van die waarden bij de
Reichskreditkasse
werden ingeleverd. Omdat een jood maar tweeduizend zloty mocht inwisselen, hield dat in dat alle briefjes die hij heimelijk - tot een bedrag boven de tweeduizend en in strijd met de reglementen - in zijn bezit had waardeloos zouden worden. Tenzij je iemand met een Arisch voorkomen en zonder band om de arm kon vinden die bereid was zich namens jou bij de lange rijen Polen voor de
Reichskreditbank
aan te sluiten. Pfefferberg en een jonge zionistische vriend van hem haalden enkele honderdduizenden zloty's in briefes van de verbannen waarden bij ingezetenen van het getto op, gingen met een koffer vol bankbiljetten weg, en kwamen terug met het goedgekeurde bezettingsgeld, minus de steekpenningen die ze de Poolse Blauwe Politie hadden moeten betalen. Zo'n soort politieman was Pfefferberg. Uitstekend volgens de maatstaven van voorzitter Artur Rosenzweig, treurig volgens de maatstaven van de Pomorska.

 

Oskar bezocht het getto in april, zowel uit nieuwsgierigheid als om een juwelier te spreken die hij opdracht had gegeven twee ringen te maken. Hij ontdekte dat men er dichter op elkaar gepakt zat dan hij zich had voorgesteld - twee gezinnen per kamer, tenzij je het geluk had iemand van de Joodse Raad te kennen. Er hing een geur van verstopte wc's, maar de vrouwen hielden de tyfus weg door ijverig te schrobben en kleren op de binnenplaatsen uit te koken. 'De toestand verandert,' vertrouwde de juwelier Oskar toe. 'De
od
heeft wapenstokken gekregen.' Daar het bestuur over het getto, net als dat over alle getto's van Polen, van gouverneur Frank was overgegaan naar de Gestapo, afdeling
IVB
4, was de hoogste autoriteit voor alle joodse aangelegenheden in Krakau nu SS-Oberführer Julian Scher-ner, een joviale man van ergens tussen de vijfenveertig en de vijftig, die er in burgerkledij met zijn kale hoofd en dikke brilleglazen als een onbestemde bureaucraat uitzag. Oskar had hem op Duitse cocktailparty's ontmoet. Schemer praatte erg veel - niet over de oorlog, maar over zaken en investeringen. Hij was een van die functionarissen waarvan het in het middenkader van de SS wemelde, een toffe kerel, geïnteresseerd in drank, vrouwen en verbeurdverklaarde goederen. Soms kon hij met de grijns van zijn onverwachte macht op zijn gezicht worden aangetroffen, als een kind met een jamvlek bij zijn mondhoek. Hij was altijd amicaal en gegarandeerd harteloos. Oskar begreep dat Schemer het beter vond de joden te laten werken dan ze te doden, dat hij het ter wille van de winst niet zo nauw met de reglementen zou nemen, maar dat hij de SS-politiek in grote lijnen wel zou uitvoeren, hoe die zich ook mocht ontwikkelen. Oskar had de politiechef vorig jaar Kerstmis bedacht met een half dozijn flessen cognac. Nu de man in macht was gegroeid zou hij hem dit jaar een groter aantal sturen. Het was vanwege deze machtswisseling, waarbij de SS van alleen maar de arm der politiek er ook de maker van werd, dat de
od
onder de hoge junizon van karakter veranderde. Oskar raakte, gewoon door langs het getto te rijden, bekend met een nieuwe figuur, een ex-glazenmaker, Symche Spira geheten, de nieuwe kracht in de
od.
Spira had een orthodoxe achtergrond en verachtte, zowel door zijn eigen verleden als zijn aard, de vereuropeeste joodse liberalen die nog in de Joodse Raad te vinden waren. Hij ontving zijn orders niet van Artur Rosenzweig, maar van Untersturmführer Brandt en het SS-hoofdkwartier aan de overkant van de rivier. Van zijn beraadslagingen met Brandt keerde hij met grotere sluwheid en macht naar het getto terug. Brandt had hem gevraagd een Politieke Afdeling van de
od
op te zetten en te leiden, en daar wierf hij verschillende van zijn vrienden voor aan. Hun uniform was niet langer de pet met armband, maar werd in plaats daarvan grijs overhemd, cavaleriebroek, koppel met draagriem, en glimmende SS-laarzen. Spira's Politieke Afdeling zou verder gaan dan schoorvoetend de verlangde medewerking verlenen, en zou vol corrupte lieden zitten, vol mannen met complexen, met diepgewortelde rancunes over de geringschattende manier waarop ze vroeger maatschappelijk en intellectueel door de eerzame joodse burgerij waren bejegend. Behalve Spira waren er Szymon Spitz en Marcel Zellinger, Ignacy Diamond, David Gutter de verkoper, Forster en Grüner en Landau. Ze legden zich toe op een carrière van afpersing en het opstellen van lijsten van onbevredigende of opstandige gettobewoners ten behoeve van de SS. Poldek Pfefferberg wilde zich nu aan het korps onttrekken. Het gerucht ging dat de Gestapo alle
OD
'ers trouw aan de Führer zou laten zweren, waarna ze geen redenen tot ongehoorzaamheid meer zouden hebben. Poldek wilde niet hetzelfde beroep uitoefenen als de grijshemd Spira of als Spitz en Zellinger, de opstellers van lijsten. Hij ging naar het ziekenhuis aan het einde van de straat, op de hoek van de Wegierska, voor een onderhoud met een vriendelijke arts, Alexan-der Biberstein geheten, de officiële arts van de Joodse Raad. De broer van de dokter, Marek, was die eerste voorzitter van de Raad geweest en zat momenteel in de trieste Montelupich-gevangenis wegens valutaovertredingen en pogingen tot omkoping van ambtenaren. Pfefferberg vroeg Biberstein dringend hem een medisch attest te geven, zodat hij de
od zou
kunnen verlaten. Dat was moeilijk, zei Biberstein. Pfefferberg zag er zelfs niet ziek uit. Hij zou niet kunnen doen alsof hij hoge bloeddruk had. Dokter Biberstein gaf hem voorlichting omtrent de symptomen van een slechte rug. Pfefferberg begon zich hevig kromlopend en gebruik makend van een wandelstok voor zijn dienst te melden. Spira was woedend. Toen Pfefferberg hem enige tijd geleden had gevraagd de OD te mogen verlaten, had de politiechef verklaard - als een commandant van een paleiswacht - dat je er alleen uit kon komen op je schild. Binnen het getto speelden Spira en zijn infantiele vriendjes Keurkorpsje. Ze waren het vreemdelingenlegioen, ze waren de pretorianen. 'We sturen je naar de Gestapodokter,' schreeuwde Spira. Biberstein, die zich bewust was geweest van de schaamte van de jonge Pfefferberg, had hem goed geïnstrueerd. Poldek doorstond het onderzoek van de Gestapoarts en werd uit de OD ontslagen wegens lijden aan een kwaal die een goed functioneren bij het toezicht houden op menigten waarschijnlijk zou bemoeilijken. Spira gaf bij zijn afscheid van agent Pfefferberg uiting aan smalende vijandigheid. De volgende dag viel Duitsland Rusland binnen. Oskar hoorde het nieuws clandestien op de
bbc
en begreep dat het plan voor Madagascar nu van de baan was. Het zou jaren duren voordat er schepen voor zo'n oplossing waren. Oskar voelde dat door die gebeurtenis de essentie van de SS-planning werd gewijzigd, omdat nu overal de economen, de ingenieurs, de planners van volksverhuizingen, de politiemannen van alle rangen de geestelijke instelling gingen aannemen die niet alleen paste bij een lange oorlog, maar ook bij het systematischer nastreven van een raciaal onberispelijk rijk.

 

11

 

In een zijsteeg van de Lipowa stond, met de achterkant naar de fabriekshal van Schindlers emailbedrijf, de Duitse Kistenfabriek. Oskar Schindler, altijd rusteloos en belust op gezelschap, slenterde er weleens heen voor een babbeltje met de Treuhander, Ernst Kuhnpast, of de ex-eigenaar en officieuze bedrijfsleider, Szymon Jereth. Jereths Kistenfabriek was twee jaar geleden de Duitse Kistenfabriek geworden, volgens de gebruikelijke regeling - zonder dat er iets was betaald, zonder dat er stukken met zijn handtekening eronder waren opgesteld. Over de onrechtvaardigheid daarvan zat Jereth niet bepaald meer in. Het was de meeste mensen die hij kende overkomen. Waar hij wel over inzat was het getto. De ruzies in de keukens, de meedogenloze gemeenschappelijkheid van het leven daar, de stank van lichamen, de luizen die op je pak sprongen vanaf het vettige jasje van de man tegen wiens schouder je op de trap aanstreek. Mevrouw Jereth, vertelde hij Oskar, zat diep in de put. Ze was altijd aan mooie dingen gewend geweest; ze was afkomstig uit een goede familie in Kleparz, ten noorden van Krakau. En dan te bedenken, zei hij tegen Oskar, dat ik daar met al dat vurenhout wel een huis voor mezelf zou kunnen bouwen. Hij wees naar het braakliggende terrein achter zijn fabriek. Arbeiders speelden er voetbal, uitgestrekte spelen, met hard geren in overvloedige ruimte. Het grootste gedeelte hoorde bij de fabriek van Oskar, de rest was van een Pools echtpaar, Bielski geheten. Maar daar wees Oskar de arme Jereth niet op, en evenmin zei hij dat die lege ruimte ook hem had beziggehouden. Oskar had meer belangstelling voor het impliciete aanbod van timmerhout. Kun je zoveel vurenhout 'vervreemden'? Ach, weet u, zei Jereth, het is alleen maar een kwestie van administratie. Ze stonden samen bij het raam van Jereths kantoor naar het kale stuk land te kijken. Uit de fabriek kwam het geluid van gehamer en gierende elektrische zagen. Ik zou het vreselijk vinden om het contact met deze plek te verliezen, zei Jereth tegen Oskar. Ik zou het vreselijk vinden om gewoon in een of ander werkkamp te verdwijnen en me ver hiervandaan te moeten afvragen wat die rotgekken hier aan het doen waren. Dat zult u toch wel begrijpen, Herr Schindler? Een man als Jereth zag geen redding in het verschiet. De Duitse legers schenen zich in Rusland in een onbeperkt succes te verheugen, en zelfs de
bbc
had er moeite mee te geloven dat ze naar een fatale frontpositie oprukten. De orders van de Rüstungsinspektion voor veldkeukenartikelen belandden achter elkaar op Oskars bureau, doorgestuurd met de complimenten van generaal Julius Schindler onder aan de begeleidende brieven gekrabbeld, en vergezeld van de telefonische gelukwensen van diverse lagere officieren. Hij aanvaardde de orders en felicitaties zoals ze waren, maar beleefde een tegenstrijdig genoegen aan de onstuimige brieven die zijn vader hem schreef om hun verzoening te vieren. Het zal niet lang duren, zei Schindler senior. Die man [Hitler] is niet bestemd het lang vol te houden. Amerika zal hem uiteindelijk aanpakken. En de Russen? Mijn god, heeft iemand ooit de moeite genomen de dictator erop te wijzen hoeveel goddeloze barbaren daarginds wel niet wonen? Oskar glimlachte om de brieven en maakte zich geen zorgen om de tegengestelde genoegens - de commerciële opgetogenheid over de orders van de Rüstungsinspektion en het intiemere genot van de subversieve brieven van zijn vader. Oskar stuurde Hans een maandelijkse bankwissel van duizend Reichsmark, ter erevan de ouderliefde en de opstandigheid, en om het genoegen van de vrijgevigheid. Het was een snel verlopend en nog steeds bijna pijnloos jaar. Langere uren dan Schindler ooit had gemaakt, feestjes in het Cracovia, drinkgelagen in de jazzclub, bezoekjes aan de verdieping van de verrukkelijke Klonowska. Toen de bladeren begonnen te vallen vroeg hij zich af waar het jaar was gebleven. De indruk van verdwenen tijd werd nog versterkt door de late zomer, en nu door vroeger dan gewoonlijk vallende herfstregens. De asymmetrische jaargetijden zouden door in het voordeel der Sovjets te werken van invloed zijn op het leven van alle Europeanen. Maar voor Herr Oskar Schindler aan de Lipowastraat was weer nog steeds gewoon weer.

Other books

Spotlight by Richmond, Krista
Incredible Sex (52 Brilliant Little Ideas) by Perks, Marcelle, Wilson, Elisabeth
Vaclav & Lena by Haley Tanner
The Devil Inside by Jenna Black
Michael Eric Dyson by Is Bill Cosby Right?: Or Has the Black Middle Class Lost Its Mind?
Virtual Snow by Viola Grace
Whatever It Takes by JM Stewart
The Comet Seekers: A Novel by Helen Sedgwick