Four Blondes (5 page)

Read Four Blondes Online

Authors: Candace Bushnell

'Ik ben op zoek naar een eigen huis voor de zomer,' zei ze tegen de diverse rijke mannen die ze in restaurants en op feestjes tegen het lijf liep, waarbij ze haar lange haar over haar schouder gooide en haar heup iets naar voren stak. 'Ik heb besloten dat het tijd is om volwassen te worden.' De rijke mannen lachten en maakten dubbelzinnige opmerkingen, - 'Als je maar niet té volwassen wordt!' - maar ze hapten geen van allen. Janey had gehoopt dat er wel iemand met een koetshuis zou komen waar Janey voor niets kon gaan zitten, maar de enige die met een aanbod kwam was Allison.

'We zouden samen in mijn huis kunnen gaan zitten,' zei Allison gretig. Ze waren net gearriveerd op een diner ter ere van een Europese modeontwerper, die een comeback in New York probeerde te maken.

'Daar gaat het niet om,' zei Janey, en deed een stap naar voren om de fotografen in de gelegenheid te stellen foto's van haar te maken, terwijl Allison een pas opzij deed - gelukkig draaide Allison al lang genoeg in het wereldje mee om te snappen dat een foto waar zij ook op stond niet voor publicatie in aanmerking kwam.

'Ik weet gewoon nog niet precies wat voor soort zomer ik voor ogen heb,' lichtte Janey toe. 'Misschien wil ik wel de hele zomer boeken lezen.'

Allison deed geheel ten overvloede alsof ze stikte in haar cocktail.'Boeken? Jij? Janey Wilcox?'

'Ik lees heus wel boeken, Allison. Zou jij misschien ook eens moeten proberen.'

Allison gooide het over een andere boeg. 'O, ik snap het al,' zei ze op gekwetste toon,'waarom zegje niet gewoon dat je bij Aleeka Norton wilt gaan zitten?'

'Ik pieker er niet over met Aleeka in één huis te gaan zitten,' zei Janey. Aleeka was een prachtig zwart model en Janey beschouwde haar als een 'vriendin', al zagen ze elkaar slechts enkele keren per jaar tijdens een modeshow. Aleeka, die van Janey's leeftijd was, werkte aan een roman, en als mensen vroegen wat ze deed voor de kost, zei ze steevast: 'Ik ben schrijfster', alsof men vooral niet moest denken dat ze iets was wat daarvoor zou onderdoen, bijvoorbeeld model. Door deze benadering leek Aleeka bij de mannen geweldig in aanzien gestegen te zijn. Joel Webb, de kunstverzamelaar, had Aleeka voor de gehele zomer zelfs zijn buitenhuis-met-drie-slaapkamers ter beschikking gesteld, zodat ze ongestoord zou kunnen werken - en hij wilde niet eens met haar naar bed! Toegegeven, het huis was in feite een veredelde schuur, maar als Janey één ding had geleerd na de Redmon-zomer, dan was het wel dat als je tóch in een bouwval moest bivakkeren, het maar beter je éigen bouwval kon zijn.

'Allison,' siste Janey, terwijl ze tussen de mensen door liepen. 'Is het je nog niet opgevallen? Er gebeurt iets met je als je de dertig gepasseerd bent. Iedereen is gevoelig voor dit soort shit, en mannen al helemaal. Het is van het grootste belang om de indruk te wekken dat je ergens mee bezig bent, zelfs als dat niet het geval is.'

'Redmon is heel anders,' zei Allison.

Janey keek haar aan. Arme Allison. Ze was tot over haar oren verliefd op Redmon, had al zijn boeken gelezen en fantaseerde dat Redmon diep in zijn hart net zo was als de mannen die hij in zijn romans neerzette: gevoelig, onbegrepen, en hunkerend naar de liefde van die ene vrouw die de ware voor hem was.

'Redmon leeft in een droomwereld,' zei Janey.

'Hij was heel lief voor je. Echt heel lief.'

Janey glimlachte en nam een slokje van haar martini. 'Hij was een loser.'

De Redmon-zomer - die eigenlijk de Zack-zomer had moeten zijn en in Zack's schitterende huis doorgebracht had moeten worden, bedacht Janey verbitterd - was een van de ergste zomers in jaren geweest.

'Nou ja, Redmon was in ieder geval beter dan Zack. Dat moet je toegeven,' zei Allison.

Janey nam nog een slok martini. Ze hield haar gezicht in de plooi. Zack! Telkens als ze zijn naam hoorde, kon ze wel gillen, maar dat hoefde Allison niet te weten. 'Zack Manners,' zei Janey. Ze glimlachte en zwaaide naar iemand aan de andere kant van de zaal. 'Ik heb al maanden niet meer aan hem gedacht.'

Het eerste wat Zack afgelopen zomer had gedaan, nadat Janey hem aan de kant had gezet en met Redmon verder was gegaan, was ogenblikkelijk iets beginnen met een Russisch model waarvan niemand zich de naam kon herinneren. Telkens als ze zich in het openbaar vertoonden besprong Zack haar min of meer. Janey had zich getroost met het idee dat iedereen wist dat het Russische 'model' in feite een prostituee was.

Maar toen verknalde ze alles weer, op het moment dat ze bijna letterlijk Zack tegen het lijf liep toen hij in een club van het toilet kwam. Ze was een beetje aangeschoten en snierde: 'Ik zie dat je je hoer hebt meegenomen.'

Zack lachte. 'Tja,' zei hij, 'zij is er tenminste eerlijk in. Zij komt ervoor uit. Misschien moest jij dat ook eens doen.'

Janey had een stap naar voren gedaan en haar hand geheven alsof ze hem wilde slaan, maar was gestruikeld en had steun moeten zoeken bij de muur.

Zack had weer gelachen en een sigaret opgestoken. 'Maak toch eens wat van je leven, schat.'

Vanaf dat moment was het geleidelijk bergafwaarts gegaan met de zomer.

Het was allemaal de schuld van Zack. Ze was met Redmon naar een strandfeest op Flying Point Road gegaan, en terwijl ze over het strand liepen zagen ze Zack Manners op het houten trapje voor het huis zitten. Het was de vijfde keer dat ze naar een feest gingen en Zack daar ook tegenkwamen.

'Nu is het mooi geweest,' zei Redmon toen ze weer op weg naar huis waren. 'Ik ga niet meer naar feestjes. Het wemelt er van de klootzakken als Zack Manners. De Hamptons' - met veel gevoel voor dramatiek - 'hebben hun beste tijd gehad.' Vervolgens zwoer hij het huis niet meer uit te komen, behalve om naar de supermarkt of het strand te gaan of om bij vrienden te gaan eten.

Dat zou allemaal nog niet zo erg zijn geweest als Redmon een ander huis had gehad, maar het was zelfs nog maar de vraag of je dit wel een huis kon noemen. Het mocht dan op nog geen kilometer van het strand liggen, maar hoe je het ook wendde of keerde, het 'huis' was niet veel meer dan een bouwvallige schuur. En het krankzinnigste was nog wel dat Redmon zich daar totaal niet van bewust leek. 'Dit is een van de mooiste huizen die ik ken in de Hamptons,' zei hij op een middag, toen Allison even langs was gekomen voor 'een gezellig babbeltje'. 'Het doet niet onder voor dat van de Westacotts, toch?' zei hij.

'Het is énig,' zei Allison geestdriftig. 'Het is heel moeilijk om zo'n oud huis te vinden dat niet totaal is vervallen.'

Janey begreep er niets van. Het hele huisje was niet veel groter dan veertig vierkante meter - ongeveer de afmeting van de slaapkamer in de huizen waar ze gewoonlijk verbleef en het dak leek elk moment naar beneden te kunnen komen. Een van de ramen in de slaapkamer was gebroken, en Redmon had dat afgeplakt met een stuk van The New York Times - van augustus 1995! Het keukenblok bevatte roestig keukengerei - de eerste keer dat Janey de deur van de koelkast hadopengetrokken, had ze een gil geslaakt - en het weinige meubilair dat er stond was nogal Spartaans - zoals de bank, zo'n recht geval met houten poten dat van een rommelmarkt afkomstig leek te zijn. De badkamer was zo klein dat er geen ruimte was om je handdoek op te hangen - als ze van het strand kwamen, moesten ze hun handdoeken buiten op de struiken leggen om te drogen.

'Eerlijk gezegd, Redmon,' zei Janey, 'zou ik denken dat je wel iets beters op de kop had kunnen tikken.'

'Iets beters?' zei Redmon. 'Ik ben helemaal weg van dit huis. Ik huur het al vijftien jaar. Ik voel me hier echt thuis. Wat is er mis mee?'

'Ben je wel helemaal lekker?'

'Redmon is zo cool,' had Allison gezegd toen Redmon even naar binnen was. Ze zaten aan de picknicktafel in het piepkleine achtertuintje - de enige concessie die Redmon op het gebied van tuinmeubilair had gedaan bestond uit twee schimmelige, gescheurde klapstoeltjes.

'Doe me een lol,' zei Janey. Ze sloeg een hand voor haar ogen. 'Hij zit maar te mekkeren dat de Hamptons vergeven zijn van de klootzakken en dat hij een écht leven wil, met échte mensen om zich heen. Hij begrijpt niet dat die klootzakken échte mensen zijn. Ik zeg steeds dat hij naar Des Moines moet gaan als het hem hier niet bevalt.'

Dat was het probleem met Redmon. De manier waarop hij in het leven stond was er net naast. Op een avond, toen hij bezig was pasta te maken - zijn specialiteiten waren pasta primavera en blackened zalm - hij had leren koken in de jaren tachtig en daarna geen enkele ontwikkeling meer doorgemaakt - zei hij tegen haar: 'Weet je, Janey, ik ben miljonair.'

Janey zat in een modeblad te bladeren. 'Fijn voor je.'

'Jezus,' zei hij, terwijl hij de pasta in een vergiet goot waar één pootje aan ontbrak, zodat alles in de gootsteen donderde.

'Ik vind het eerlijk gezegd ongelooflijk. Hoeveel schrijvers ken jij die miljonair zijn?'

'Nou, als ik eerlijk ben ken ik een heleboel mensen die miljardair zijn.'

'Ja, maar dat zijn allemaal - zakenmensen,' zei hij, op een toon die impliceerde dat zakenmensen nog erger waren dan kakkerlakken.

'Ja, nou en?'

'Wie kan het wat verdommen hoeveel geld je hebt als je geen ziel hebt?'

De volgende dag op het strand begon Redmon weer over zijn financiële situatie.

'Ik denk dat ik over een paar jaar twee miljoen dollar heb,' zei hij. 'Dan kan ik stoppen met werken. Als ik twee miljoen heb, kan ik in New York een appartement van zevenhonderdvijftigduizend dollar kopen.'

Janey was zich net aan het insmeren met zonnebrandcrème en begon onwillekeurig te gnuiven. 'In New York krijg je zelfs voor een miljoen nog geen appartement.'

'Wat lui je nou toch?' zei hij, terwijl hij een biertje openmaakte.

'Nou ja, je kunt er wel een appartement voor kopen, maar dan heb je het over een driekamerappartementje, zeg maar. Misschien niet eens met een portier.'

'Nou en?' vroeg Redmon, en nam een flinke slok, 'wat is daar in 's hemelsnaam mis mee?'

'Niks... als je het niet erg vindt om arm te zijn.'

De rest van die middag zei hij alleen kortaf ja of nee als zij een gesprekje op gang probeerde te brengen. En toen ze eenmaal terug waren in het huisje en nacho's maakten, sloeg hij opeens met een klap het ovendeurtje dicht. 'Ik zou twee miljoen niet arm willen noemen,' zei hij.Ik wel, dacht Janey, maar deed er het zwijgen toe.

'Jezus Christus, Janey,' zei hij, 'wat heb jij toch? Is twee miljoen soms niet goed genoeg voor jou?'

'Ach, Redmon, daar gaat het helemaal niet om.'

'Waar gaat het dan godverdomme wel om?' Hij reikte haar een bord nacho's aan. 'Jij brengt zelf ook niet bepaald veel in, wil ik maar zeggen. Wat wil je nou eigenlijk? Je werkt nauwelijks en je hebt geen man en kinderen om voor te zorgen. Zelfs Helen Westacott zorgt voor de kinderen, wat je verder ook van haar mag vinden...'

Janey spreidde een papieren servetje uit op haar schoot. Hij had gelijk. Wat wilde ze nou eigenlijk? Waarom was hij niet goed genoeg voor haar? Ze nam een hapje nacho en brandde haar mond aan de kaas. De tranen sprongen haar in de ogen.

'O jeetje, Janey,' zei Redmon, 'zo bedoelde ik het niet. Het spijt me dat ik tegen je uitviel. Kom maar. Kom eens bij me.'

'Het gaat wel weer,' zei ze, en veegde de tranen weg. Redmon mocht niet weten dat ze huilde bij het vooruitzicht de rest van haar leven elke zomer in dit krot te moeten doorbrengen.

'Weet je,' zei hij. 'Ik heb een idee. Waarom gaan we niet even wat drinken bij de Westacotts? Ze zijn vast nog op. Het is pas tien uur.'

'Best.'

De zomer was toen nog maar net begonnen.

Bill en Helen Westacott waren Redmon's allerbeste vrienden. Redmon stond erop vrijwel ieder weekend naar hen toe te gaan, waardoor wat er uiteindelijk gebeurde voor Janey's gevoel dan ook eigenlijk zijn schuld was. Zij had uit alle macht geprobeerd het te voorkomen. Had zelfs geweigerd nog naar hen toe te gaan nadat ze er de eerste keer hadden gegeten.

Maar het had allemaal niet mogen baten. Het weekend daarop was Redmon doodleuk zonder haar gegaan en had haar in haar eentje in het huisje achtergelaten, waar ze de hele avond had geprobeerd muggen dood te slaan en zich had afgevraagd of het echt wel zo erg zou zijn om de zomer in de stad door te brengen. Maar toen ze de maandag daarop terug was gegaan naar de stad, naar haar appartement zonder airconditioning, bleek haar keuken ten prooi te zijn gevallen aan kakkerlakken. Ze had besloten dat het makkelijker was om zich maar gewonnen te geven.

Bill Westacott was een beroemde scenarioschrijver die in de afgelopen zeven jaar vijf kaskrakers op zijn naam had geschreven, en in tegenstelling tot Redmon was hij echt een rijke schrijver. Hij woonde met zijn vrouw Helen en hun twee zoons op een 'boerderij' met zes hectare grond, een eindje van route 27. Ze woonden al zo'n vijf jaar op het platteland, geheel in overeenstemming met de trend van getrouwde stellen met kinderen die het leven in de grote stad de rug toekeerden en zich voorgoed 'buiten' vestigden. Ze hadden zowel paarden en personeel als een zwembad en een tennisbaan, en het feit dat Janey een deel van de weekenden in hun huis doorbracht was bijna de redding geworden van die zomer. Er was echter één probleem: de Westacotts zelf.

Bill Westacott was arrogant en opvliegend en onvolwassen, en Helen Westacott was - nou ja, eigenlijk was er maar één woord voor: krankzinnig.

Janey zou willen dat Redmon haar had gewaarschuwd voor Helen's krankzinnigheid, toen ze de eerste keer bij hen gingen eten, maar dat had hij niet gedaan. In plaats daarvan had Redmon haar, op de ondoorgrondelijke manier die hem eigen was, doorgezaagd over wat in zijn ogen fantastische eigenschappen van de Westacotts waren. Helen was een telg van 'een van de beste families' uit Washington en haar vader was senator geweest. Bill's moeder was in het verleden actrice geweest en was inmiddels getrouwd met een beroemd acteur. Bill had op Harvard gezeten - Redmon zelf, zo hielp hij haar herinneren, had op Yale gezeten. Bill en hij hadden elkaar leren kennen in een kroeg, na een legendarische football-wedstrijd tussen Harvard en Yale, en waren elkaar vervolgens te lijf gegaan. Helen had een literaire prijs in de wacht gesleept met haar eerste roman, die ze op haar vijfentwintigste had geschreven. Janey zou hen enig vinden. Ze vormden een van de leukste stellen ter wereld.

Zo ongeveer het eerste wat ze zagen toen ze het huis van de Westacotts naderden, in Redmon's gehuurde Dodge Charger, was Bill Westacott, die op zijn onlangs van nieuw grind voorziene oprijlaan stond, met een sigaar in zijn mond en zijn armen gekruist voor zijn borst.

Other books

My Extraordinary Ordinary Life by Sissy Spacek, Maryanne Vollers
Faces by E.C. Blake
Unconquered by Bertrice Small
Monster by Jonathan Kellerman
The Silent Man by Alex Berenson
LycanPrince by Anastasia Maltezos